Je leert knoppen omzetten
Willemke Feenstra (48) is de moeder van Anna (15). Ze vertelt wat de AHA van Anna voor impact op hun leven heeft.
Wanneer merkten jullie dat Anna iets aan haar hart had?
De hele zwangerschap verliep al wonderlijk. Zo rond de dertig weken voelde ik haar af en toe niet meer. In het ziekenhuis werd een CTG gemaakt en ze luisterden naar het hartje met de toeter. Ook daarmee konden ze het af en toe niet vinden, en dan ineens dan hadden ze het weer. Ze had toen ook al een andere hartslag, een extra systole die er tussen kwam. De thuisgeboorte ging op zich heel goed, maar na de bevalling was ze paars en er zat een knoop in de navelstreng. Met bewegen is deze waarschijnlijk aangetrokken, waardoor ze af en toe stilviel. Ook zaten er twee aders in de navelstreng in plaats van drie, dat bleek te duiden op een aangeboren hartafwijking. We belden de kinderarts, en die zei dat we op moesten letten of ze wel ging plassen, anders kon dat duiden op een afwijking aan de nieren. En we moesten op het hartje letten, want dat had een vreemd ritme.Jullie moesten het zelf in de gaten houden?
Ik was in die tijd nog getrouwd met een huisarts, dus dat kon wel. Het hartje bleef maar raar kloppen. Onze huisarts vond het ook niet goed klinken en stuurde ons voor de volgende dag door naar de kindercardioloog in het UZ in Gent. Die nacht werd ze slap en ze dronk heel slecht. De volgende ochtend zijn we snel naar het ziekenhuis gegaan en daar aangekomen was ze zo paars als een aubergine. Dit was drie dagen na haar geboorte. Ze had nog maar 20% zuurstof in haar bloed. Ze ging gelijk onder een zuurstofkapje in de couveuse en er werd een echo gemaakt. Ze bleek een Ebstein’s malformatie en het WPW-syndroom te hebben (een extra bundeltje geleidingsweefsel waardoor de prikkelgeleiding anders verloopt. Daardoor ontstaat een te snelle, onregelmatige hartfrequentie).En toen?
We kregen te horen dat het drie maanden heel spannend zou zijn. De longetjes van baby’s schijnen een zuurstofweerstand te hebben in het begin, dat in combinatie met haar zuurstof tekort maakte haar start extra moeilijk. Anna was tweeënhalve week te vroeg geboren en woog zes pond. De eerste drie maanden konden we niets doen. Het was afwachten wat er zou gebeuren, hoe ze het op zou pakken. Ze kreeg medicijnen, en mocht na twee weken naar huis. Daar kreeg ze na twee weken een WPW-aanval. Het was heel eng. Ze lag in haar bedje en begon opeens te huilen, het klonk heel vreemd, alsof er een pauw begon te schreeuwen. Ze werd snel stiller en wit, en ineens viel ze weg. Toen de huisarts en ambulance kwamen had ze een hartslag van rond de 300 en ze werd meteen afgevoerd naar het ziekenhuis in Gent. Onderweg stopte het gelukkig spontaan. Ze moest toen een tijdje in het ziekenhuis blijven. Ze kreeg bètablokkers om het ritme wat lager te krijgen. Toen ze stabiel was mocht ze weer naar huis. Ze was nog wat gedecompenseerd, haar lever was wat vergroot, maar dat hield haar vader thuis in de gaten. Ze heeft toen nog één keer een WPW-aanval gehad, maar daarna hadden we zo’n vijf jaar een gezond kind. Ze was wel gauw paars en koud, waarschijnlijk door het ASD. Maar als kleuter hebben we weinig aan haar gemerkt. Ze at goed en was nooit ziek. Ze kreeg kinderziektes zoals mazelen en rode hond, ook heeft ze roodvonk gehad, maar ze was op een gewone wijze ziek net als haar broers en zusje.Hoefde er niets aan haar hartklep of aan haar malformatie van Ebstein gedaan te worden?
Dat hoefde niet. Er was ook geen aanleiding voor, ze deed alles ook gewoon. Ze opereerden toen Ebstein’s sowieso niet voor de kleuterleeftijd. Nu is dat alweer heel anders. De medische ontwikkeling gaat zo snel.Wat doet het met je als je kind iets heeft aan het hart?
Dan ben je heel kwetsbaar. Maar ik stortte niet in. Ik dacht wel dat het moeilijk zou worden, maar het viel altijd weer mee. De eerste paar weken waren natuurlijk spannend. Het was nog zo’n klein baby’tje. Maar er gebeurde niets, dus na een tijdje zakte de angst weg. Ik ben nooit buitensporig bang geweest. Ik was ervan overtuigd dat ze niet dood zou gaan. Voor haar vader was het als arts soms lastig, want het is ook je kind.En in het ziekenhuis zag je de ergste dingen. Soms ging er een baby’tje dood, maar Anna bleef leven. Dus ik kreeg er steeds meer vertrouwen in. Je krijgt wel even een klap in het begin, want je bent ook net bevallen. Ik heb ook eindeloos gekolfd toen ze in het ziekenhuis lag, maar ik heb haar daarna ook weer aan de borst gekregen. En ik had nog twee kinderen. Je bent dus steeds bezig, dat helpt.