Ik ga veel naar scholen om uitleg te geven
Marleen Arends is kinderverpleegkundige en epilepsieconsulent in het Martini Ziekenhuis in Groningen. Zij werkt nauw samen met de epilepsieconsulent van het UMC Groningen.
Welke kinderen met epilepsie zie jij veel?
Ik zie kinderen met relatief mildere epilepsiesyndromen. Bijvoorbeeld kinderen met absence epilepsie, GEFS+, Rolandische epilepsie, Panayiotopoulos syndroom, myoclonus epilepsie en kinderen met epilepsie waarvan we niet weten wat de oorzaak is.Is het een klap voor ouders als ze horen dat hun kind epilepsie heeft?
Ja, absoluut. Als ik de ouders zie, hebben ze twee weken daarvoor de diagnose gekregen van de neuroloog. Meestal vertellen ze eerst over de aanvallen. Dat heeft zo veel impact, dat verhaal willen ze graag nog een keer kwijt. Ik heb vijf kwartier voor het eerste gesprek. We beginnen met een kopje koffie. Dan vraag ik wat over de aanval, hoe het de afgelopen twee weken is gegaan en wat ze weten over epilepsie. Vaak hebben zij op internet al veel opgezocht over epilepsie. Ik leg uit welke vorm van epilepsie hun kind heeft en wat er gebeurt in het hoofd. Gaandeweg bespreek je dan al een heleboel onderwerpen waar ouders mee zitten, zoals; kan hij wel veilig zelfstandig naar school lopen of fietsen, naar zwemles. Veel praktische dingen komen aan de orde. Verder vraag ik ook hoe het innemen van de medicijnen gaat.En hoe gaat dat?
In eerste instantie merk ik dat ouders graag met medicijnen willen starten omdat zij erg geschrokken zijn van de aanval. Maar na een tijdje kan er wat weerstand tegen de medicijnen komen, vooral als de eerste bijwerkingen optreden. Zoals gedragsproblemen, die in het begin heel erg op de voorgrond kunnen staan, daar schrikken ouders nogal van. Als je dan uitlegt dat die daarna weer naar de achtergrond verdwijnen, zijn ouders meer bereid om die bijwerkingen voor lief te nemen. Het is wel goed om het te bespreken. De neuroloog vertelt het ze wel kort, maar ik ga er langer op in. Hoe meer ze ervan weten, hoe beter ze het accepteren.Komen die gedragsproblemen veel voor?
Ja. Daar waarschuw ik ze ook voor. Ik geef dan goede uitleg, want de gedragsproblemen kunnen soms heftig zijn.Zitten de kinderen bij deze gesprekken?
Dat ligt aan de leeftijd van het kind. Met heel jonge kinderen erbij is het lastig om een uitgebreid gesprek te voeren. De kinderen zelf vinden de informatie niet altijd interessant, terwijl ik het belangrijk vind dat de ouders goede voorlichting krijgen. Meestal geef ik eerst de basale informatie die op het kind gericht is en maak dan een vervolgafspraak alleen met de ouders. Want als hun kind van een jaar of vijf erbij zit, zal een ouder niet gauw zeggen dat hij dacht dat het doodging. Ze kunnen hun angsten en gevoelens dan niet kwijt. Met iets oudere kinderen en pubers probeer ik juist vooral met het kind te pratenBegeleiden jullie ook kinderen met epilepsie op school?
De ouders vinden het soms lastig hun kind naar school te laten gaan omdat ze het gevoel hebben dat de leerkracht onvoldoende weet. Ik ga veel naar scholen om uitleg te geven. Leerkrachten willen graag weten wat ze precies moeten doen en willen dat ook op papier hebben. We geven een protocol met de basisregels; wat ze moeten doen bij een aanval. Als dat goed georganiseerd is, geeft dat rust bij de leerkrachten en de ouders. Daarna komen soms ook leerproblemen aan bod.Wat moeten ouders bij een aanval doen?
Eerst ervoor zorgen dat het kind een veilige plek heeft. Als het ergens ligt waar het zich kan bezeren, schuif je meubels aan de kant. Het kind niet verplaatsen, tenzij het midden op de weg ligt of zo, maar rustig laten liggen. Kijken hoe lang de aanval duurt. Als de tonische fase voorbij is, het kind op de zij leggen, liefst in stabiele zijligging. Na vijf minuten mag je de coupeermedicijnen toedienen.Wat wordt meestal gegeven?
Midazolam neusspray. Ik laat zien hoe je die neusspray moet gebruiken en in welke houding, en dat je een paar keer in de lucht moet puffen om te kijken of het medicijn er goed uitkomt, dat soort dingen.Krijgt de school ook neusspray?
Ja, samen met het protocol. De ouders moeten ervoor zorgen dat de spray niet over de datum is en dat het protocol klopt. Ik geef ook een tekeningetje mee hoe je de spray toedient en soms kom ik het nog even persoonlijk toelichten op school.Zie je leerproblemen en zo ja, waardoor ontstaan die?
Door de aanvallen kunnen de kinderen problemen krijgen met hun geheugen. Bij de Rolandische epilepsie, met aanvallen die 's nachts optreden, zie je vooral veel geheugenproblemen. Bij leerproblemen schakelen we het Landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie (LWOE) in, voorheen de Waterlelie. Zij komen op school meekijken in de klas, observeren het kind en kunnen de leerkracht tips en adviezen geven. Dat kan door net iets vaker de lesstof te herhalen, of de lesinformatie in kleinere hoeveelheden aan te bieden.Kun je ingrijpen als de leerontwikkelingen niet positief zijn?
Op zich wel. De kinderen gaan dan eerst terug naar de neuroloog om te kijken of de behandeling voldoende is. Soms is meer neuropsychologisch onderzoek nodig, om te kijken waar de problemen precies zitten.Hebben de kinderen problemen met het innemen van de medicijnen?
Kinderen hebben op een gegeven moment niet zo veel zin om de medicijnen in te nemen, of worden er makkelijker in. Pubers kunnen daar heel laconiek in zijn. Ze weten niet hoe een aanval eruitziet en ze weten er daarna ook niks meer van. Een beetje suf daarna, maar ach … Vaak zitten ze hier onderuitgezakt op de stoel met een houding van … boeien! Maar ouders maken zich dan wel zorgen.Daar ga je dan over in gesprek. Samen met de neuroloog leggen we uit waarom ze die medicijnen krijgen. Als kinderen willen stoppen kijkt de neuroloog hoe groot de kans van slagen is. Soms is het onverstandig om te stoppen, en dan is een goede uitleg aan de pubers waarom dit zo is het eerste wat er moet gebeuren.