Eerst de communicatieproblemen oplossen
Ted Klok is kinderarts-allergoloog in het Deventer ziekenhuis. Hij heeft promotieonderzoek gedaan naar therapietrouw bij kinderen met astma van 2 tot 12 jaar.
Is therapietrouw een probleem?
Absoluut. Dat is het eigenlijk bij veel chronische ziektes waarbij mensen elke dag medicijnen moeten nemen. Dat geldt dus ook voor astma. In veel onderzoeken wordt een therapietrouw gevonden van rond de 50% of 70%, maximaal. En dan hebben we het over onderhoudsmedicatie, die dus heel vaak niet wordt genomen zoals nodig zou zijn om optimaal te werken.Hoe onderzoek je therapietrouw?
Ik gebruik slimme puffers. Daar zit een chip in die elektronisch meet of er een pufje wordt genomen. Dat is eigenlijk de meest betrouwbare manier. Een andere methode is met vragenlijsten. Maar mensen zijn geneigd om die positiever in te vullen dan de werkelijkheid is. En nog belangrijker: vaak hebben kinderen en ouders niet goed in de gaten hoe vaak ze de pufjes vergeten.Hoe ziet een slimme puffer eruit?
Dat is verschillend voor de manier van inname. Bij de puffers die gebruikt worden in combinatie met een voorzetkamer is de puffer een klein beetje groter gemaakt, zodat de chip er in past. Bij de discus zit de chip in een plastic omhulsel waar de discus voor de helft in gaat. Als je de discus opendoet en activeert, wordt dat opgeslagen op de chip.Weten die kinderen dat ze een slimme puffer hebben?
Ja, en dat is ook niet erg. Ze gaan het daardoor niet beter doen, daar is wel onderzoek naar gedaan. In het begin wel, maar daarna vallen ze weer terug in hun oude gewoonten. In dit onderzoek gebruiken ze deze puffer een jaar lang. Zo kunnen we echt meten hoe ze omgaan met de medicijnen.Hoe vaak komen de kinderen terug?
Ik lees de puffer vier keer per jaar uit. Vaak komt dat overeen met de controles. De meeste kinderen komen minimaal twee keer per jaar op controle, zowel bij de kinderarts als bij de longverpleegkundige. Zo nodig komen ze nog een keertje extra om de puffer te laten uitlezen.Hoe beleven kinderen astma, heb je daar een idee van?
Tot nu toe heb ik me vooral met de ouders bezig gehouden. Uit groepsgesprekken met ouders van kinderen met astma heb ik veel informatie gekregen. Hoe ze kijken naar astma, de medicijnen en hoe ze daarmee omgaan. En hoe ze tegen de huisarts en kinderarts aankijken.Ouders waarvan hun kind door de huisarts behandeld wordt, komen niet zo vaak op controle. Ze gebruiken medicijnen naar eigen inzicht en laten zich daarbij leiden door ideeën als medicijnen zijn rommel, vergif. Heel veel ouders geven niet de medicijnen die de huisarts voorgeschreven heeft.
Ouders van kinderen die door de kinderarts behandeld worden, komen regelmatiger en er worden meer onderwerpen besproken. Deze ouders zijn er meestal van overtuigd dat de medicijnen ook echt nodig zijn en geven hun kinderen de medicijnen zoals is geadviseerd door de kinderarts. Er zijn dus heel opvallende verschillen in therapietrouw en dat heeft te maken met hoe mensen denken over medicijnen, over astma. Daar gaat mijn onderzoek over. Het zou daar veel meer over moeten gaan in de spreekkamer van de dokter.
Dus over de betekenis van astma in je leven en wat je er zelf aan kunt doen?
Ja, en hoe je er zelf tegenaan kijkt. De dokter vindt inhalatiesteroïden geen vergif, anders zou hij het niet voorschrijven. Er zijn wel bijwerkingen, maar voor de dokter wegen de voordelen ruimschoots op tegen de nadelen. Veel ouders vinden medicijnen sowieso vergif, of ze vinden dat je zelf weerstand moet opbouwen tegen astma, en met medicijnen kan dat niet. Die hebben heel andere ideeën over medicijnen dan de dokter en maken heel andere afwegingen. Zowel ouders als kinderen. En het is goed om dat in de spreekkamer te bespreken.Hoe motiveer je ouders om tot medicatie over te gaan?
Ouders krijgen van de dokter te horen dat hun kinderen nauwelijks last hoeven te hebben van astma, als ze hun medicatie maar goed gebruiken. Maar in werkelijkheid hebben veel kinderen wel degelijk last van hun astma. Ze kunnen niet slapen of hebben problemen met sporten. Ze moeten puffjes nemen waar andere kinderen bij zijn en vinden dat vervelend. Dat kinderen nauwelijks last hebben is dus geen realiteit.We zijn ervan overtuigd dat het niet goed nemen van medicijnen een belangrijke oorzaak is dat kinderen last hebben van hun astma. Een belangrijke stap is dat ouders en kinderen er zelf van overtuigd zijn dat medicijnen echt nodig zijn. Maar het helpt niet om alleen te vertellen hoe wij daar als dokters over denken. In de spreekkamer moeten we het hebben over hoe ouders en kinderen denken over astma. Wat vinden zij belangrijk, wat voor aarzelingen hebben zij om de medicijnen te nemen en waarom lukt dat soms niet? Zodat samen met de dokter over oplossingen nagedacht kan worden. Dat een kind geen puffjes in de kleedkamer wil nemen voor de gymles, en dat niet durft te zeggen tegen de dokter, en dus benauwd is tijdens het gymmen. Terwijl de dokter denkt het probleem te hebben opgelost. Volgens mij moet het daar over gaan bij de dokter! Als kinderen hun problemen wel vertellen, kan de dokter meedenken over een andere oplossing. Misschien de medicijnen iets eerder nemen. Ik denk dat er veel meer overleg moet zijn in de spreekkamer. Waar loop je als kind tegenaan en hoe los je dat samen op. De arts geeft vanuit de kennis die hij heeft een behandeladvies, maar dat advies hoeft niet in overeenstemming te zijn met wat de patiënt graag wil. Die heeft vaak andere denkbeelden. En tot nu toe komen die verschillende visies vaak niet bij elkaar.
Hoe zit het met de angst voor corticosteroïden?
De ouders die ik heb ondervraagd, maakten zich niet zo druk over corticosteroïden. Ze hadden meer in het algemeen weerstand tegen het geven van medicijnen: ‘Mijn kind hoeft geen medicijnen, in ieder geval niet elke dag. Dat is helemaal niet goed voor hem. Alleen als het echt nodig is en als ik zie dat het echt helpt.’ Opvallend in dit onderzoek was dat ouders die bij de huisarts kwamen weinig wisten van de medicijnen en de bijwerkingen en er eigenlijk niet bang voor waren. Voor wat je niet weet kun je ook niet bang zijn! Maar onderzoek in andere groepen laat zien dat mensen wel bang zijn voor steroïden en extra weerstand hebben om het te geven.Hoe komt dat?
In mijn onderzoek was er een groot verschil tussen ouders die bij de huisarts of die bij de kinderarts/longverpleegkundige komen. Bij de huisarts werd er weinig uitgelegd en bij de kinderarts heel veel. De ouders die bij de kinderarts kwamen, wisten allemaal wat steroïden met de groei doen. Namelijk dat als je begint met de medicijnen kinderen soms wat minder hard groeien, maar dat de meeste kinderen uiteindelijk even lang worden als dat ze zonder medicijnen zouden zijn geworden. Maar die kennis maakt niet dat ouders weerstand krijgen tegen de medicijnen.Hebben ouders de neiging om de ziekte astma te onderschatten?
Het is bekend dat ouders en kinderen de ziekte anders ervaren. Ouders maken zich het meeste zorgen over de heftige benauwdheidsaanvallen. Als die er niet zijn, vinden ze al snel dat het onder controle is. Voor kinderen spelen vooral de klachten die wat minder heftig zijn, maar die hen wel beperken met sporten of met slapen. Die hebben veel meer invloed op hun leven.Veel ouders denken dat klachten erbij horen, en ik denk dat kinderen dat ook vaak denken. Je hebt nou eenmaal astma, dus dan heb je het ook af en toe benauwd. Terwijl wij ernaar streven dat ze zo klachtenvrij mogelijk leven. Ouders hebben een ander beeld dan kinderen, en dokters hebben ook weer een ander beeld.