Bij baby’s kun je astma niet zo gemakkelijk diagnosticeren.
Sabina van Krimpen is longfunctieanalist in het Erasmus MC Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam.
Wat gebeurt er in het longfunctielaboratorium?
Bij patiënten met astma of verdenking op astma, doen we een aantal standaardonderzoeken. Zoals een NO-meting (de ontstekingsgraad van de longen) en een flow-volumemeting, waarbij we kijken hoe diep het kind kan inademen en hoe hard en lang het kan uitademen.We kijken ook of dat normaal is voor hun lengte en leeftijd. Ze krijgen medicijnen om de luchtwegen verder te openen, en als het kind daarna ineens veel harder en langer kan blazen, gaan we denken aan astma.
Welke kinderen zie jij hier in het Sophia?
Alleen de kinderen die ernstig astma hebben, die heel lastig te behandelen zijn en gecompliceerde therapie nodig hebben. Of nieuwe patiënten met mogelijk astmatische klachten. Natuurlijk ook kinderen met andere aandoeningen.Wat kun je voor onderzoek doen bij de hele kleintjes?
Tot anderhalf kunnen ze in de baby bodybox. Daarna worden ze te groot. Vanaf een jaar of drie proberen we ze te laten blazen, maar pas vanaf een jaar of vijf/zes kun je betrouwbaar longfunctieonderzoek doen. Als het kind goed voorbereid is, niet al te bang is en als je het rustig aanpakt.Moeten kinderen trainen om goed te kunnen blazen?
Het is goed als het kind van tevoren thuis een beetje oefent en dat het te horen krijgt wat er gaat gebeuren. Daar hebben we foldertjes voor en die krijgen de ouders mee of opgestuurd. Wij pakken het longfunctieonderzoek bij de kleintjes hier op een speelse wijze aan. Rustig uitleggen en er de tijd voor nemen. De meesten komen een beetje gespannen binnen, maar gaan met een goed gevoel weer weg.Wat is er zo moeilijk aan het longfunctieonderzoek?
Het moet op de juiste manier uitgevoerd worden. Als je tegen een kind zegt dat het zo diep mogelijk moet inademen en zo hard en lang mogelijk moet uitademen, dan doet een kind dat wel, maar waarschijnlijk niet maximaal. Dus je moet ervoor zorgen dat ze het zo goed mogelijk doen en dat je drie ongeveer vergelijkbare metingen hebt, zodat we zeker weten dat het goed is. Je moet ze daarin coachen en dat is best intensief. Je hebt de volle motivatie van het kind nodig, anders lukt het niet. Als de spanning eraf is, gaat het meestal goed.Zijn ouders daarbij?
Bij jonge kinderen wel. De wat oudere kinderen die al vaker geweest zijn, vinden het wel stoer om het alleen te doen. Maar over het algemeen zijn ouders erbij. Ze kijken mee, geven wat commentaar en we kunnen ze nog wat vragen over het medicijngebruik en de therapietrouw.Waar zijn sommige kinderen bang voor?
Bange kinderen hebben vaak al het een en ander meegemaakt in een ziekenhuis. Ze weten niet goed wat ze te wachten staat en zijn bang voor pijn. Of ze zijn angstig dat ze dingen moeten doen die ze niet leuk vinden. Maar ik denk dat iedereen dat wel heeft die naar de dokter moet.Wat is de gang van zaken bij de jongste groep?
Bij baby’s kun je astma niet zo gemakkelijk diagnosticeren. Pas vanaf drie jaar gaan we blazen. De heel kleine kinderen met aangeboren afwijkingen en zo gaan in de bodybox, een glazen kastje waar ze helemaal in liggen. Je kunt de weerstand in de luchtwegen meten, en ook de totale longinhoud wordt bekeken. Je kunt kijken hoeveel lucht er ineens uitkomt met behulp van een vestje. Dat blaast zich op en leegt zo de longen door de druk van buitenaf, dan meet je de hoeveel lucht die eruitkomt. Dat is hetzelfde als dat je een kind heel diep in laat ademen en daarna snel uit laat uitblazen. Een kind doet dat op commando, een baby kan dat niet. De metingen verschillen niet zo veel, maar het is wat beperkter dan bij oudere kinderen. Niet alles is mogelijk omdat een baby niet coöperatief is.En wat kun je bij wat oudere kinderen doen?
Vanaf drie jaar zetten we de kinderen lekker op een stoel en gaan we wat spelletjes doen. Eerst de oefeningen uitleggen en dan gaan we proberen in te ademen en hard uit te blazen. Het is belangrijk dat het kind het leuk vindt. Als ze dan wat ouder zijn kunnen ze gemakkelijker longfunctieonderzoek uitvoeren, omdat ze er al kennis mee gemaakt hebben. Maar echt longfunctieonderzoek doen we pas vanaf vijf/zes jaar.Is het onderzoek anders dan bij volwassenen?
De uitleg is anders en ik moest erg wennen aan de kortere zinnen. Volwassenen doen er veel langer over om uit te blazen. Kinderen zijn veel sneller leeg. Ik moest mijn zinnen aanpassen omdat ik vaak nog zat te praten terwijl ze al uitgeblazen waren. Ik moest er ook aan wennen dat de ouders er steeds bijzitten. Maar dat was ook wel fijn omdat je ze van alles kunt vragen.Het onderzoek is niet zo heel anders, maar normen worden soms aangepast. Het is wel leuk dat we met meerdere mensen werken en dat we bij elkaar kunnen kijken hoe een ander het aanpakt. Zo kun je van elkaar blijven leren en het onderzoek steeds weer verbeteren