Medicijnen
Bij de behandeling van de hersentumor kun je klassieke chemotherapie, gerichte therapie (targeted therapy) of immunotherapie krijgen. Soms heb je ook andere medicijnen nodig.
Klassieke chemotherapie
Klassieke chemotherapie werkt op het DNA van cellen die zich snel delen, zoals de tumorcel. Zo’n cel gaat uiteindelijk dood.
Medicijnen uit deze groep zorgen er dus voor dat de cel zich niet kan delen.
- Door ervoor te zorgen dat het DNA niet gekopieerd kan worden.
- Medicijnen binden een alkylgroep aan het DNA, dit zorgt voor een breuk in het DNA waardoor het niet meer gekopieerd kan worden (voorbeelden; cyclofosfamide, temozolomide, lomustine),
- Medicijnen leggen dwarsverbindingen (crosslinks) tussen de strengen van het DNA, het DNA kan daarna niet meer gekopieerd worden (voorbeelden; cisplatine, carboplatine),
- Medicijnen zorgen ervoor dat het opgerolde DNA niet kan worden afgelezen en niet kan worden gekopieerd (voorbeeld; etoposide)
- Medicijnen verminderen de aanmaak van bouwstenen van het DNA waardoor onvoldoende DNA gevormd kan worden. Het kopiëren loopt vast. Medicijnen remmen enzymen af die nodig zijn bij de vorming van DNA (voorbeeld; methotrexaat).
- Door ervoor te zorgen dan de cel zich niet kan delen. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat chromosomen zich niet kunnen scheiden. Medicijnen zorgen ervoor dat de draden van de spoelfiguur die nodig is om de chromosomen te scheiden, niet gevormd worden (voorbeelden; vincristine, vinblastine).
Bijwerkingen Deze medicijnen hebben ook effect op je gezonde delende cellen. Dat merk je en je kunt er last van krijgen, dat noemen we bijwerkingen. Vooral cellen die zich snel delen om te vernieuwen zijn gevoelig, zoals de cellen in je mond, maag, darmen, huid, haar en bloed. De volgende bijwerkingen kunnen voorkomen (niet alle bijwerkingen zijn beschreven). Hoeveel last je ervan hebt, verschilt van persoon tot persoon.
- Schade aan zenuwen: de zenuwen die vanuit je ruggenmerg naar je lichaam (zoals je armen en benen) lopen kunnen beschadigen, waardoor je minder voelt of minder kracht hebt in bijvoorbeeld je voeten en handen. Je kunt hierdoor moeite krijgen met lopen, praten en bewegen. Ook kun je problemen krijgen met horen en zien en tintelingen voelen of een doof gevoel hebben. Je kunt pijn hebben in je armen of benen, kaak, zaadballen (bij jongens) en in je botten. Spierkrampen komen ook voor.
- Haaruitval: de haren op je hoofd, gezicht en lichaam kunnen uitvallen. Dat kan verschillen van een beetje haar tot veel haar. Na het kuurschema beginnen je haren meestal weer te groeien.
- Klachten van het maagdarmkanaal:
- Je darmen gaan langzamer werken, waardoor je ontlasting minder goed en minder vaak komt. Je kunt buikpijn krijgen en een opgezette buik.
- Je kunt misselijk worden en moeten overgeven. Je hebt daardoor ook minder zin in eten.
- De slijmvliezen in je mond en je keel kunnen droog worden waardoor je kleine ontstekingen krijgt, bijvoorbeeld in je mond. Dat is pijnlijk waardoor eten en drinken ook moeilijker gaat.
- Je krijgt ook minder zijn om te eten door de medicijnen.
- Effect op het beenmerg:
- Je kunt tijdelijk meer bloedplaatjes aanmaken, daar kun je onder andere hoofdpijn van krijgen, tintelingen in je handen en voeten en je kunt duizelig zijn. (Vincristine)
- Je kunt ook minder witte en rode bloedcellen aanmaken en minder bloedplaatjes. Als je te weinig rode bloedcellen hebt kun je onder andere bleek zien, moe zijn en weinig energie hebben. Je kunt ook benauwd zijn. Als je te weinig witte bloedcellen hebt, vermindert je afweer en word je minder goed beschermd tegen bacterien, virussen, gisten en schimmels. Je krijgt dus sneller infecties. Als je te weinig bloedplaatjes hebt kun je niet goed meer een korstje maken als je een wondje hebt, je kunt daardoor langer bloeden en je krijgt snel blauwe plekken.
- Last van je huid: je kunt een droge huid hebben die trekkiger aanvoelt en jeukt. Het is ook mogelijk dat je huid verandert van kleur, wat donkerder wordt of vlekken krijgt.
- Benauwd zijn: je kunt moeite krijgen met ademhalen doordat de spieren rond je luchtwegen samentrekken. (Vincristine)
- Schade aan nieren: als je nieren niet goed meer werken is dat niet goed voor je de hoeveelheid vocht en elektrolyten in je lichaam (vocht- en elektrolytenbalans).
- Schade aan de gehoorzenuw: je kunt hierdoor last krijgen van oorsuizen en de hogere tonen niet goed meer horen. (Cisplatine, Carboplatine)
- Hartritmestoornissen: je hartritme kan veranderen, waardoor je hart bijvoorbeeld te snel gaat kloppen en slagen overslaat. (Cisplatine)
- Verandering van gevoel en gedrag: je kunt je somber gaan voelen, in de war zijn of heel onrustig. Het slapen kan ook moeilijker gaan.
In de praktijk Door chemotherapie kan de tumorcel zich dus niet goed meer delen en is er minder nieuwe vaatvorming in de tumor. Er zijn verschillende soorten medicijnen. De arts weet het beste welk medicijn je nodig hebt voor jouw tumor en of het goed voor je zal werken. Maar hoe je tumor in het echt reageert op de medicijnen, wordt pas duidelijk als je het een tijdje gebruikt. Regelmatig controleren hoe je je voelt en wat je merkt, lichamelijk onderzoek en controle van de tumor zijn daarom belangrijk. Helaas zijn niet alle tumorcellen gevoelig voor deze medicijnen. Het kan ook zijn dat ze het eerst wel zijn, maar daarna niet meer, ze worden dan resistent.
Een kuurschema De medicijnen die je bij de chemotherapie krijgt zijn krachtig en hebben naast de effecten die je graag wilt hebben ook effecten die je liever niet wilt hebben. Je krijgt de medicijnen daarom niet in een keer, ze worden verspreid over meerdere momenten waardoor je lichaam tijd heeft om te herstellen. Er wordt een kuurschema gemaakt dat voor jou het beste is. Sommige medicijnen (zoals vincristine, carboplatine en vinblastine) worden als onderhoud onderhoudsbehandeling gegeven, dan moet je ze langdurig in een lagere dosis gebruiken. Ze remmen de groei van de tumor af, onder andere door ervoor te zorgen dat er geen nieuwe vaten bijkomen zodat de tumor niet genoeg bloed krijgt.
Het toedienen Medicijnen die je slikt (orale medicatie) worden via je maagdarmkanaal opgenomen in je bloed. Medicijnen die je via een infuus in je bloed krijgt, noemen we systemische medicatie. De meeste chemotherapie krijg je via een infuus. De hersenen zijn echter niet goed bereikbaar voor stoffen die in je bloed rondstromen, dat komt door de bloed-hersenbarrière. Om toch voldoende medicijn bij de tumor te krijgen, kan een hoge dosis nodig zijn of krijg je het in combinatie met een ander middel. De bloed-hersenbarrière houdt veel medicijnen uit het bloed tegen, je kunt daar omheen door de medicijnen direct in het hersenvocht (intrathecaal) of de tumor (intratumoraal) in te brengen.
De medicijnen kunnen in je bloed terecht komen via:
- Een infuus. Een infuus wordt in je bloedvat (bijvoorbeeld op je arm) ingebracht en vastgeplakt met een pleister. Als de naald waar een klein slangetje met een plastic toegangspoortje omheen zit, in je bloedvat zit, wordt het slangetje over de naald in je bloedvat geschoven. De naald wordt dan verwijderd, het slangetje blijft in je bloedvat en het toegangspoortje wordt op je huid vastgeplakt. Medicijnen kunnen via de toegangspoort direct in je bloed komen.
- Een port-a-cath. Een port-a-cath kan langdurig blijven zitten, het is een hard rond, plat kastje met een zacht rondje (membraan) aan de bovenkant. Aan het kastje zit een slangetje. Een port-a-cath wordt tijdens een operatie geplaatst, het slangetje wordt in een groot bloedvat ingebracht (bijvoorbeeld een bloedvat onder je sleutelbeen) en vastgehecht, waarna het kastje onder de huid op je borstkast wordt gelegd met het membraan naar boven toe, zodat het later van buitenaf is aan te prikken. Dat aanprikken gaat met een naaldje, waardoor de medicijnen direct in je bloed gespoten kunnen worden.
Het kan in je hersenvocht terecht komen via:
- Een ruggenprik. Met een ruggenprik kun je medicijnen in het ruggenmergvocht toedienen. Binnen je ruggenwervels ligt een holte waar je ruggenmerg in ligt. Om het ruggenmerg heen zit een vlies dat gevuld is met vocht, het hersenvocht, dat in het ruggenmerg ‘ ruggenmergvocht’ wordt genoemd. Het ruggenmerg is dus rondom omgeven door dat vocht. Via een ruggenprik kan het medicijn in het hersenvocht terecht komen. Bij een ruggenprik moet je heel stilliggen, zodat de dokter precies tussen de wervels door kan prikken.
- Een Ommaya reservoir. Een Ommaya reservoir kan langer blijven zitten. Het is een rond klein kastje met een slangetje dat in een hersenholte wordt ingebracht en op de schedel onder de huid wordt geplaatst. Het reservoir is een hard rond, plat kastje met een zacht rondje (membraan) aan de bovenzijde. Aan het kastje zit een slangetje. Het reservoir wordt tijdens een operatie geplaatst, het slangetje wordt door de schedel heen in een hersenholte ingebracht, waarna het kastje onder de huid op je schedel wordt gelegd met het membraan naar boven toe, zodat het later van buitenaf is aan te prikken. Dat aanprikken gaat met een naaldje, waardoor de medicijnen direct in je hersenvocht gespoten kunnen worden.
Gerichte therapie
Bij gerichte therapie (targeted therapy) krijg je medicijnen die precies werken op een speciaal punt in een signaalroute. Er zijn al medicijnen die op deze manier werken. Het zijn nieuwe middelen, waardoor nog niet alles bekend is over de juiste dosering of de bijwerkingen. De meeste medicijnen zitten nog in onderzoeksfase, waardoor ze nog te krijgen zijn. Ook wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling van andere en nieuw middelen. Voorbeelden zijn;
- Trametinib: dit middel remt het MEK-eiwit en wordt ook wel MEK-remmer of MEK-inhibitor genoemd. Het kan gebruikt worden als een verandering in het BRAF-gen is vastgesteld (zoals bij veel laaggradige gliomen voorkomt). Door die verandering (zoals de mutatie BRAFV600 of BRAFKIAA) gaat het BRAF-eiwit teveel signalen afgeven in de MAPK-signaalroute, waardoor de celgroei toeneemt. De MEK-remmer zorgt ervoor dat die signalen niet afgegeven worden en waardoor de tumor niet kan groeien. Bij behandeling kun je last krijgen van een hoge bloeddruk, huidproblemen en veranderingen in je netvlies, negatieve effecten op de lange termijn zijn nog niet bekend.
- Dabrafenib: dit middel remt de vorming en werking van het afwijkende BRAF-eiwit. Het zorgt ervoor dat het eiwit geen signalen afgeeft in de MAPK-signaalroute waardoor de tumor niet kan groeien. Een afwijkende BRAF-eiwit zorgt er namelijk voor dat er teveel signalen worden afgegeven, waardoor de controle over de groei van de cel er niet meer is, zoals bij een tumorcel.
- Cetuximab: dit middel is een monoclonaal antilichaam, het bindt aan een receptor aan het oppervlak van de tumorcel. De receptor speelt een belangrijke rol bij onder meer de MAKP-signaalroute. Door binding aan de receptor wordt de voortgang van de celcyclus geremd, en de nieuwvorming van vaten en de natuurlijke celdood worden gestimuleerd.
- Vismodegib: remt de Sonic Hedgehoc signaalroute door het eiwit SMO te remmen. Hierdoor wordt onder andere de celgroei geremd.
Lees ook het interview met Jasper van de Lugt (41), kinderoncoloog in het Prinses Máxima Centrum, over gerichte therapie.
Immunotherapie
Immunotherapie maakt gebruik van je eigen afweersysteem (ook wel immuunsysteem genoemd). Je afweersysteem bestaat onder andere uit witte bloedcellen en stofjes die vreemde stoffen (bacteriën, virussen, schimmels, etc.) en vreemde cellen in je lichaam (zoals tumorcellen) herkennen, aanvallen, vernietigen, opeten of opruimen. Er zijn verschillende vormen van immunotherapie. Bij gliomen wordt bijvoorbeeld therapie gebruikt die ervoor zorgt dat je afweersysteem de tumorcel beter kan herkennen (checkpoint inhibitors pakken checkpoint moleculen aan, deze geven remmende signalen aan T-cellen).
Andere medicijnen
Soms krijg je ook nog andere medicijnen, om de klachten van de tumor of de bijwerkingen van de chemotherapie te verminderen. Als je bijvoorbeeld last hebt van epileptische aanvallen, dan kun je daar medicijnen voor krijgen. Door de tumor kan de hersendruk toenemen en kun je een ontstekingsreactie krijgen waardoor zich vocht ophoopt en er een zwelling ontstaat. Dexamethason kan de ontstekingsreactie en zwelling verminderen. Bij problemen met je hormoonhuishouding kun je extra hormonen krijgen. Bij klachten door de chemotherapie, zoals misselijkheid, kun je medicijnen krijgen tegen misselijkheid en braken. En zo zijn er nog verschillende medicijnen beschikbaar.