Beter herkennen en vroeg opsporen biedt kansen

Caroline Meijer is kinderarts maag-darm-leverziekten in het Willem Alexander Kinderziekenhuis in Leiden. Ze is gepromoveerd en doet onderzoek naar coeliakie.

Waar ging je promotieonderzoek over?

Over de mogelijkheden om coeliakie te vóórkomen, dat noemen we preventieve strategieën. We onderscheiden daarbij drie stappen; de primaire preventie, dat is het vóórkomen, de secundaire preventie, dat is het vroegtijdig opsporen en de tertiaire preventie, dat is monitoren van de behandeling. Een onderdeel van mijn promotieonderzoek was de PreventCD studie, een studie waarin we wilden kijken of coeliakie te vóórkomen is.

Kun je daar wat meer over vertellen?

De PreventCD studie onderzoekt hoe coeliakie ontstaat en welke omgeving, immunologische en/of genetische aspecten hierbij een rol spelen. In die studie werd dat uitgezocht via voedingsinterventie. Kinderen die een ouder of broer of zus met coeliakie hadden en het genetische profiel om coeliakie te kunnen ontwikkelen, kregen op de leeftijd van 16 tot 24 weken óf gluten (in een lage dosering) óf placebo. Ze werden gevolgd op basis van klachten- en voedingsvragenlijsten en getest op coeliakie antilichamen, ook de groei werd gemonitord. Op driejarige leeftijd is gekeken of er verschil was tussen de kinderen in de gluten- en de placebogroep. Het bleek dat er geen verschil was.

Hoe selecteerden jullie de kinderen?

De bijna 950 kinderen, afkomstig uit 8 verschillende landen, werden direct na de geboorte geselecteerd. Kinderen uit gezinnen met coeliakie konden worden aangemeld. De kinderen met positieve genen, die passen bij coeliakie (HLA-DQ 2 en/of HLA-DQ 8) werden random ingedeeld in twee groepen, placebo of gluten. De ouders wisten niet wat ze kregen en de dokters ook niet. Uit het onderzoek bleek dat borstvoeding en het moment van glutenintroductie géén invloed hebben op de ontwikkeling van coeliakie.

Wat was jullie volgende stap?

De tweede stap in mijn promotieonderzoek was de secundaire preventie; hoe kunnen we coeliakie vroegtijdig opsporen via het onderzoek Glutenscreen. Want 75-80% van de mensen met coeliakie krijgt nooit een diagnose. Het vroeg opsporen en vaststellen van de diagnose is enorm belangrijk, omdat vroegtijdig behandelen complicaties kan voorkomen. Voor ons onderzoek hebben we ouders op consultatiebureaus gevraagd om mee te doen. Omdat we van de medisch ethische commissie kinderen zonder klachten niet mochten testen, hebben we ons gericht op de kinderen met klachten. De ouders vulden een klachtenvragenlijst in met aan coeliakie gerelateerde klachten. Als één van de klachten aanwezig was, kon er ter plekke een sneltest op coeliakie antilichamen worden gedaan. Via een vingerprikje werd bij het kind een druppel bloed afgenomen en tien minuten later hadden de ouders de uitslag. Als die positief was (hoge verdenking op coeliakie), werden ze naar de kinderarts verwezen. De diagnose coeliakie werd bij verder onderzoek meestal bevestigd in het ziekenhuis.

Wat zijn de resultaten?

We vonden elf keer meer kinderen dan de reguliere zorg. Volgens de literatuur zou coeliakie bij 1% van de bevolking voorkomen, wij vonden coeliakie bij 2% van de geteste kinderen. Over het algemeen is er een stijging te zien in het voorkomen van auto-immuunziekten, wat coeliakie ook is. Dus dat zou onze resultaten kunnen verklaren. Daarnaast hebben we de ouders die aan de studie meededen (ook de ouders wiens kind geen coeliakie had of die geen klachten had) gevraagd hoe ze over dit onderzoek dachten. Al die ouders waren tevreden dat dit onderzoek werd gedaan. Allemaal stonden ze erachter dat er preventief onderzoek wordt gedaan, omdat coeliakie zo vaak niet wordt herkend.

Wat hebben jullie nog meer onderzocht?

We hebben de kosten bekeken van deze manier van vroeg opsporen, de kosten-baten analyse was positief. Bij coeliakie is er vaak een lange zoektocht naar de diagnose, met consulten bij diëtisten, huisartsen en andere artsen en daarbij komt nog het verzuim. Kinderen van school en ouders met werkverzuim. Ook hierbij bleek vroeg opsporen positief uit te vallen.

Waarom is vroege diagnose zo belangrijk?

Allereerst omdat je met vroegtijdig behandelen complicaties kunt voorkomen. Daarnaast lopen heel veel kinderen en volwassenen rond met een niet gediagnosticeerde coeliakie en dus met klachten. Omdat we ook familiescreening aanboden bij Glutenscreen, hebben we ook ouders opgespoord met coeliakie die dat niet wisten (én soms al ernstige complicaties als osteoporose hadden).

Hoe zie je de toekomst voor vroege diagnose?

We kijken of het mogelijk is om Glutenscreen landelijk toe te passen op alle consultatiebureaus. Nog mooier zou zijn als de HLA DQ2-8 genen al gelijk via de hielprikscreening kunnen worden vastgesteld. Niet alle kinderen met klachten hoeven te worden gevolgd, maar wel de kinderen met HLADQ 2 en/of HLADQ 8 die positief zijn. Dus de rest die negatief is, hoeft dan niet meer gevolgd te worden.

De derde vorm van preventie is het monitoren van de behandeling. Kun je daar nog iets over vertellen?

Dat gaat over het glutenvrije dieet. We kijken nu nog wat er tijdens de follow up allemaal gedaan moet worden, zodat we richtlijnen kunnen aanpassen Er is nog onzekerheid of onduidelijkheid welke onderzoeken wel of niet bijdragen aan een betere behandeling en follow up. Eén van de vraagstukken is of de controle moet plaatsvinden bij een kinderarts, bij de MDL-kinderarts, bij de huisarts of diëtist? Duidelijk is geworden dat uitgebreid bloedonderzoek niet noodzakelijk is, als er bij het eerste onderzoek geen afwijkingen waren, iemand goed groeit en geen klachten heeft. Bloedonderzoek op coeliakie-antilichamen is dan voldoende. Dat zou dan via een vingerprikje kunnen in het ziekenhuis.

Sommige kinderen willen niet geprikt worden. Hoe ga je daarmee om in de follow up?

Er zijn nog geen andere manieren om te controleren of de ziekte onder controle is. Het gesprek aangaan is de manier.

Wat zou je zelf nog willen toevoegen?

Voor onderzoek blijven we op zoek naar een manier om coeliakie te voorkomen. Voor Glutenscreen mochten we alleen de kinderen met klachten benaderen, maar we zouden graag met de medisch ethische commissie het gesprek aangaan (op basis van de resultaten van Glutenscreen) om ook kinderen zonder klachten te mogen testen. We hopen zo de onderdiagnose te verminderen en de gezondheid van kinderen te verbeteren. Ook willen we onderzoeken hoe de ouders en kinderen hierop reageren.