Bloedgroepen
Ieder mens heeft bloed van een bepaalde bloedgroep. Ook jij. De belangrijkste bloedgroepen zijn: A (42%), B (8%), AB (3%) en O (47%).
Welke bloedgroep je hebt wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van de factor A en/of B op de rode bloedcel.
Wanneer alleen factor A aanwezig is, dan heb je bloedgroep A.
Wanneer alleen factor B aanwezig, dan heb je bloedgroep B.
Zijn beide factoren A en B aanwezig, dan heb je bloedgroep AB.
Zijn beide factoren afwezig, dan heb je bloedgroep O.
Een andere factor die bepalend is voor je bloedgroep is de Rhesus D-factor. Dat is een eiwitachtige stof die bij 85% van de mensen aanwezig is op de rode bloedcellen.
De aanwezigheid van de Rhesus D-factor wordt aangeduid met een + voor positief, de afwezigheid met een - voor negatief.
De combinatie van al deze factoren levert acht bloedgroepen op:
A+, A-, B+, B-, 0+, 0-, AB+ en AB-.
Welke bloedgroep je krijgt is erfelijk bepaald.
Als je een bepaalde ziekte hebt of als je veel bloed verloren hebt, kun je bloed krijgen van een andere persoon, dat heet een bloedtransfusie. Bij een bloedtransfusie is het belangrijk te weten welke bloedgroep jij hebt en welke bloedgroep de donor (een ander woord voor de gever) heeft.
Niet alle combinaties zijn mogelijk. Wanneer je zelf geen factor A, B of Rhesus D-factor hebt en je krijgt deze factor via vreemd bloed binnen, dan kan je lichaam zich 'tegen' dit bloed keren. Er wordt dan een afweerreactie in gang gezet.
Iemand met bloedgroep A maakt antilichamen tegen de B-factor.
Iemand met bloedgroep B maakt antilichamen tegen de A-factor.
Iemand met bloedgroep AB maakt geen antilichamen tegen de A- of B-factor.
Iemand met bloedgroep O maakt antilichamen tegen zowel de A-factor als de B-factor.
Wanneer je geen rhesus D-factor hebt kun je antilichamen maken tegen de rhesus D-factor.
Je kunt hierdoor niet aan iedereen bloed geven.
Heb je bloedgroep AB+? Dan kun je van alle acht de bloedgroepen bloed ontvangen.
Als je O- hebt, kun je alleen bloed ontvangen van een persoon die ook O- is.
Maar als je O- bloed hebt, kun wel aan iedereen bloed geven!
En als je bloedgroep AB+ hebt, kun je alleen aan iemand geven met bloedgroep AB+.
Je kunt altijd bloed geven aan iemand met dezelfde bloedgroep.
Wanneer je geen A,B of Rhesus D-factor hebt, kun je geen bloed ontvangen van iemand die de factor wel heeft.
Samengevat:
Het bloed van een donor is bruikbaar wanneer het geen factoren heeft die de ontvanger niet heeft.
Wanneer alleen factor B aanwezig, dan heb je bloedgroep B.
Zijn beide factoren A en B aanwezig, dan heb je bloedgroep AB.
Zijn beide factoren afwezig, dan heb je bloedgroep O.
Een andere factor die bepalend is voor je bloedgroep is de Rhesus D-factor. Dat is een eiwitachtige stof die bij 85% van de mensen aanwezig is op de rode bloedcellen.
De aanwezigheid van de Rhesus D-factor wordt aangeduid met een + voor positief, de afwezigheid met een - voor negatief.
De combinatie van al deze factoren levert acht bloedgroepen op:
A+, A-, B+, B-, 0+, 0-, AB+ en AB-.
Welke bloedgroep je krijgt is erfelijk bepaald.
Als je een bepaalde ziekte hebt of als je veel bloed verloren hebt, kun je bloed krijgen van een andere persoon, dat heet een bloedtransfusie. Bij een bloedtransfusie is het belangrijk te weten welke bloedgroep jij hebt en welke bloedgroep de donor (een ander woord voor de gever) heeft.
Niet alle combinaties zijn mogelijk. Wanneer je zelf geen factor A, B of Rhesus D-factor hebt en je krijgt deze factor via vreemd bloed binnen, dan kan je lichaam zich 'tegen' dit bloed keren. Er wordt dan een afweerreactie in gang gezet.
Iemand met bloedgroep A maakt antilichamen tegen de B-factor.
Iemand met bloedgroep B maakt antilichamen tegen de A-factor.
Iemand met bloedgroep AB maakt geen antilichamen tegen de A- of B-factor.
Iemand met bloedgroep O maakt antilichamen tegen zowel de A-factor als de B-factor.
Wanneer je geen rhesus D-factor hebt kun je antilichamen maken tegen de rhesus D-factor.
Je kunt hierdoor niet aan iedereen bloed geven.
Heb je bloedgroep AB+? Dan kun je van alle acht de bloedgroepen bloed ontvangen.
Als je O- hebt, kun je alleen bloed ontvangen van een persoon die ook O- is.
Maar als je O- bloed hebt, kun wel aan iedereen bloed geven!
En als je bloedgroep AB+ hebt, kun je alleen aan iemand geven met bloedgroep AB+.
Je kunt altijd bloed geven aan iemand met dezelfde bloedgroep.
Wanneer je geen A,B of Rhesus D-factor hebt, kun je geen bloed ontvangen van iemand die de factor wel heeft.
Samengevat:
Het bloed van een donor is bruikbaar wanneer het geen factoren heeft die de ontvanger niet heeft.