Ouders moeten eerder om hulp vragen
Elise van de Putte is hoogleraar levensloopgeneeskunde en kinderarts sociale pediatrie in het UMC Utrecht/locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis. Ze was ook voorzitter van het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK).
Wat doet een huilbaby met een ouder?
Veel ouders denken dat zij iets niet goed doen en dat het kind daarom huilt. Ze denken dat ze iets moeten doen, en als het kind blijft huilen, dat ze het niet goed doen. We leggen dan uit dat huilen normaal is, en de enige manier waarop het kind kan laten zien dat het ergens behoefte aan heeft. Schuldgevoel is een van de grote problemen die zich kunnen voordoen bij huilbaby’s, en twijfels, angsten en vragen over hun eigen opvoedingsvaardigheden. Bijvoorbeeld dat zij bang zijn om dezelfde fouten te maken als hun eigen ouders.
Wat is normaal, hoelang mag een baby blijven huilen?
Vaak is een baby de eerste twee weken rustig. Het huilgedrag ontwikkelt zich langzaam tot een maximum bij twee of drie maanden, en langzamerhand dooft dat weer uit. Er zijn wel richtlijnen wanneer je een kind een huilbaby noemt, dat is er vooral voor wetenschappelijk onderzoek, maar voor de zorg maakt het niets uit. Als een ouder het kind ervaart als een huilbaby, dan is het een huilbaby. Ik vind het een belangrijke omslag in de zorg, dat we nu veel meer uitgaan van de ervaring van de ouder, in plaats van dat we zeggen dat die baby nog niet voldoet aan de norm van een huilbaby. Nee, die ouder ervaart het als een huilbaby en daarover ga je in gesprek, dat is veel belangrijker.
Waarom kunnen ouders hun baby niet stil krijgen?
Heel veel strategieën die gebruikt worden om het kind te troosten zijn juist contraproductief. Een kind kan huilen omdat het moe is en met rust gelaten wil worden, terwijl de ouder dan juist denkt dat het kind iets van hem of haar wil. Maar het kind wil lekker in bed liggen en slapen. Ik denk dat huilgedrag bij ouders altijd zorgt voor een actierespons. Je kunt je voorstellen dat als een kind meer rust wil en de ouder gaat ermee rondlopen, dat dat contraproductief werkt. Dat geeft de ouders nog meer het gevoel dat ze het niet goed doen. De primaire gedragsrespons is troosten, rondlopen en wiegen, maar dat is niet wat het kind vraagt. Die mismatch maakt dat mensen wanhopig worden en niet meer weten hoe ze het kind stil moeten krijgen.
En dan kan het wel eens misgaan?
Dat hangt ervan af, of ze hulp kunnen in roepen of een sociaal netwerk hebben dat het even over kan nemen. Als je er echt als enige voor staat, bijvoorbeeld als de moeder ’s avonds laat terugkomt van haar werk en jij als vader niet even een beroep kunt doen op een ander, word je wanhopig. Niet dat je het kind iets aan wilt doen, integendeel, je wilt het beste voor je kind, maar je krijgt het niet voor elkaar. Dat kan ertoe leiden dat wanhopige ouders dingen doen die uiteindelijk schadelijk zijn voor het kind. In een onderzoek van TNO werd gevraagd of ouders een huilend kind wel eens smoren of schudden om het stil te krijgen. Dat was bij 5 % van de ouders het geval. Dat is een heel hoog percentage. Gelukkig houden niet alle kinderen van die 5 % er lichamelijk letsel aan over, maar een deel van die ouders doet dat bij herhaling, en misschien wel met steeds zwaardere maatregelen, omdat het geen effect heeft. Zo kan het kind bij herhaling zeer fors heen en weer geschud worden. Ouders weten vaak niet dat zo heel ernstige letsels kunnen ontstaan. Bij oudere kinderen is het hoofd minder zwaar ten opzichte van het lijf, de spieren zijn sterker en het kind is beter in staat het hoofd recht te houden. Een baby kan dat nog niet, dat zware hoofd gaat maar heen en weer, en ten gevolge van die acceleratie-deceleratie (versnelling-vertraging)-bewegingen daar kunnen heel ernstige letsels ontstaan, zoals vaten, ankervenen, in de hersenen die gaan scheuren. Dan krijg je hersenbloedingen die het gevolg kunnen zijn van het schudden.
Zie je ook andere letsels?
We zien ook letsels doordat het kind te stevig wordt vastgepakt, zoals gebroken ribben. Ook de benen en armen slingeren bij het schudden. De banden die om de gewrichten heen zitten zijn al redelijk sterk, maar door het schudden komt er rek te staan op de banden, en die trekken dan een stukje bot mee bij die beweging. Dat zijn heel typische hoekbotbreuken. Hoekjes van het bot worden afgescheurd doordat de banden zo sterk zijn dat die stukjes bot meegesleurd worden. We zien ook heel typische botbreuken van de ribben. Of bloedingen nog net onder het harde hersenvlies. Natuurlijk is daar echt wel een heel ernstig incident voor nodig. Dat krijg je echt niet bij een keer schudden, maar het komt helaas wel voor.
Manifesteert zo’n hersenletsel zich meteen of pas na een paar dagen?
Er zit zeker vertraging in. Soms heeft het kind er nog relatief weinig last van en ziet het consultatiebureau alleen dat het kind een te snel groeiende schedel heeft omdat er vocht in zit. Dat kan soms het enige symptoom zijn. Soms zijn er wel acute symptomen, dat zijn de kinderen die door het schudden zo’n zuurstoftekort in de hersenen krijgen dat ze het bewustzijn verliezen en daarom nog een keer geschud worden omdat de ouder daar weer heel erg van schrikt. Dat zijn uiteindelijk de symptomen waarmee het kind opgenomen wordt in het ziekenhuis. Als het kind ook met het hoofd ergens tegenaan geslingerd wordt, hebben we het over een heel ernstige vorm. Dan zie je ook acute symptomen. Bij minder ernstig schudden en weinig symptomen bij het kind kan het langere tijd duren voordat het kind in het medische circuit terechtkomt.
Waar let de kinder- of consultatiebureauarts op?
Die let op symptomen bij het kind en op signalen die de verzorger afgeeft. Bij het kind kunnen dat heel veel symptomen zijn. Het kind kan meer prikkelbaar zijn en meer huilen. Het kan minder goed drinken en bij lichamelijk onderzoek heeft het blauwe plekken, op de borstkas of op de rug, door het vastpakken van het kind. Je kunt ook een groeiende schedel vinden, of afwijkingen in de mond, omdat het kind geforceerd wordt om te drinken. Het kan zijn dat het kind een beentje minder beweegt omdat er botbreuken zijn. Er zijn heel veel verschillende mogelijkheden. In de acute fase is verminderd bewustzijn, of eventueel zelfs epileptische aanvallen, het belangrijkste symptoom.
En de signalen bij de ouders?
Je hoopt dat je die eerder oppikt dan dat er symptomen bij het kind ontstaan. En je hoopt dat ouders in een vroeg stadium om begeleiding vragen, of dat ze een sociaal netwerk hebben waarop ze terug kunnen vallen als ze het niet meer aankunnen. Elke zorgprofessional is alert op signalen bij de ouders. Je vraagt hoe ze het doen, hoe ze de zorg verdeeld hebben, of het uitmaakt of het kind bij de een is of de ander, of er een crèche is die iets kan betekenen? Het is belangrijk om vanaf het begin de ouders te steunen in hun taken als opvoeder en signalen op te vangen als je merkt dat het voor ouders te veel wordt. De reden dat we huilbaby’s opnemen is vrijwel nooit omdat we denken dat er iets met het kind aan de hand is, tenzij er signalen zijn van mishandeling, maar om te voorkomen dat het ouders te veel wordt. Dan hebben we alle tijd om de zorg op te starten.
Hebben hulpverleners voldoende kennis om deze signalen te herkennen?
De Nederlandse zorgverleners zijn goed geschoold in kindermishandeling. Zeker in de jeugdgezondheidszorg. We zien steeds meer verwijzingen met alleen maar een toename in de schedelomtrek. Ook huisartsen zijn steeds meer alert op blauwe plekken bij een zuigeling, daar moet een reden voor zijn. Een ouder kind stoot zich aan van alles, maar een zuigeling die zich nog nauwelijks kan bewegen, hoe komt die aan een blauwe plek op de borstkas? Dat kan niet. Als net lopend kind kun je jezelf stoten, maar niet als baby. Dat kan een belangrijk signaal zijn om actie te ondernemen. Er is ook een app over blauwe plekken, met die app kun je erachter komen of het een abnormale blauwe plek is en of je moet doorverwijzen of niet. We hopen zo professionals te ondersteunen in het herkennen van vroege signalen. Een echt vroeg signaal is een ouder die aangeeft dat het wat veel is, dat het wel tegenvalt dat ze een kind hebben, dat het niet gemakkelijk gaat. Dat zijn de ouders waarbij je moet doorvragen. Bij het kind is het signaal altijd te laat, dan is er al wat gebeurd.
Wat gebeurt er als je mishandeling vermoedt of constateert?
Als zorgprofessionals houden we ons volledig aan de meldcode van de KMG; in het geval van ernstig letsel doen we altijd een melding bij Veilig Thuis (https://veiligthuis.nl). Dat is verplicht. Als een kind is opgenomen met letsels, gaan we samen nadenken over een veiligheidsplan. De verantwoordelijkheid ligt bij Veilig Thuis, maar ze baseren hun oordeel op onze inschatting, in hoeverre die letsels het gevolg kunnen zijn van kindermishandeling. We vragen ook altijd advies aan het Landelijk Expertisecentrum Kindermishandeling (www.leck.nu). Die geven aan in hoeverre de letsels het gevolg kunnen zijn van een ziekte of een trauma. En als het een trauma is, of het dan een ongelukje is of een toegebracht letsel. Als het een toegebracht letsel is, lees mishandeling, dan moet je dat altijd melden bij Veilig Thuis. En Veilig Thuis overlegt weer met de politie. Als het gaat om strafbare kindermishandeling, dan vraagt de politie om een aangifte door Veilig Thuis. Dan hebben ouders niet alleen te maken met de zorg, maar krijgen ze ook bezoek van de politie thuis. Dat zijn wel heel heftige situaties. Heel vaak blijft het onduidelijk wie de dader is geweest. Dan kan de politie er ook niet zo veel meer. Je bent dan echt afhankelijk van het veiligheidsplan. Dan mag de ouder niet meer alleen bij het kind zijn, maar is er altijd iemand anders bij. Dat kan iemand zijn uit het eigen netwerk, zoals grootouders, maar het kan ook iemand zijn uit de jeugdzorg. In het extreemste geval is er 24-7 toezicht van jeugdzorg. Je hoopt dat diegene dan ook kan ondersteunen in de opvoedingssituaties.
Komt dit vaak voor of praten over een heel klein percentage?
We kennen de getallen niet precies. Ik weet wel dat we jaarlijks bij het LECK ongeveer dertig gevallen zien van huilbaby’s met hersenletsel. En er zijn kinderen die overlijden, meestal aan hersenletsel. Dat zijn er wel een paar per jaar. De kinderen die het hersenletsel overleven, hebben daar forse schade van. Dat zijn kinderen die blind of spastisch zijn geworden. Het is niet onschuldig, je kunt er veel beschadigingen aan overhouden.
Hoe kunnen we dit voorkomen?
We hebben het nu over extremen, je hoopt voortdurend dat de vroege signalen bij de ouders opgepikt worden, zodat er goede ondersteuning komt voor het gezin. Er is van alles te zeggen over de jeugdzorg in Nederland, maar we geven echt wel prioriteit aan de ondersteuning van ouders, juist in deze fase. Omdat we weten dat het cruciaal is voor het kind dat het in deze fase goed gaat. Als het niet goed gaat in de interactie tussen ouders en kind, kunnen we ook de hulp in roepen van infant mental health.
Ouders moeten zich realiseren dat ze om hulp kunnen vragen?
Dat is het belangrijkste. En dat ze zich niet schuldig hoeven te voelen. Het is doodnormaal om hulp te vragen. Je weet niet alles als ouder en je kunt ook niet alles. Je hoopt dat die drempel zo laag mogelijk is. Daar gaat de Cyberpoli ook aan bijdragen. Je hoopt dat mensen die informatie weten te vinden en dat dat gaat helpen.
Hoe vaak nemen jullie een huilbaby even op?
Ik schat dat we één van de tien kinderen die we hier zien opnemen om rust te creëren en de hulp op te starten. Alleen zien we niet zo heel veel huilbaby’s, we zijn een academische kliniek. We zijn wel bezig in onze kliniek om de zorg rond huilbaby’s verder op poten te zetten, maar het zal nooit onze primaire zorgtaak worden, die ligt eerder bij de algemene ziekenhuizen, bij de huisarts en de consultatiebureaus. Wij zien helaas juist wel de kinderen waarbij schade is ontstaan door schudden. Die zie je weer veel minder in de algemene ziekenhuizen.
Wil je nog wat kwijt?
Ik hoop dat ouders hulp weten te vinden en dat ze het normaal vinden om ondersteuning bij de zorg te krijgen. In andere landen wordt dat standaard aan alle ouders geboden. Het voordeel daarvan is dat iedereen het dus normaal vindt. Ik zou ervoor zijn om dat systeem ook in Nederland te introduceren. Dat er iemand thuis meekijkt hoe het nou gaat, zodat onze kinderen gezond opgroeien en alle ontwikkelingskansen krijgen waar ze recht op hebben. Hulp is normaal totdat het kind achttien jaar is. Natuurlijk heeft de een meer hulp nodig dan de ander, afhankelijk van wat iemand nodig heeft, maar laat het normaal zijn in plaats van abnormaal.
Alle ouders moeten dus hulp krijgen?
Het is heel gevaarlijk om die hulp alleen maar aan risicogroepen aan te bieden. We weten goed dat kindermishandeling bij elke bevolkingsgroep voorkomt. Juist die rijke Kaukasische (in de zin van blank/Europees) familie is de groep waarbij je het niet verwacht, waardoor vroege signalen gemist kunnen worden. Dat is bekend uit de literatuur. Je moet niet te veel selecteren op de bekende risicofactoren, maar het moet normaal zijn dat elke ouder steun en hulp krijgt.