Als huisarts blijf ik de ouders volgen
Loes Meijer werkt als huisarts en praktijkhouder drie dagen in de week in een gezondheidscentrum en is ook docent-onderwijsontwikkelaar bij de huisartsenopleiding van het UMC Utrecht.
Wat houdt jouw onderwijspakket in de huisartsenopleiding in?
Als onderwijsontwikkelaar richt ik mij speciaal op het onderwijs over samenwerken, in de breedste zin des woords. Ik heb o.a. ook onderwijs ontwikkeld voor huisartsen in opleiding, jeugdgezondheidsartsen in opleiding en kinderartsen in opleiding. In dat onderwijs ging het over hechting in de eerste levensjaren en over huilbaby’s, naast kinderen over met buikpijn of vermoeide pubers en dergelijke. Verder doe ik nog onderzoek naar samenwerking tussen huisartsen en specialisten en anderen voor mijn promotieonderzoek. Dat doe ik ook een dag in de week.
Wat is jouw definitie van een huilbaby?
Een huilbaby is een baby waarbij de ouders vragen hebben, met de handen in het haar zitten en niet meer weten hoe ze het huilen kunnen stoppen. Het lukt ze niet om de baby rustig te krijgen. Als de ouders dan bij de huisarts komen, hebben ze vaak al zo veel geprobeerd dat ze behoorlijk radeloos zijn.
Hoelang duurt het voordat ouders met hulp zoeken?
Vaak hebben ze al veel opgezocht op internet en heel veel adviezen gekregen van mensen om hen heen. De ouders denken vaak aan reflux of een andere medische oorzaak, en zijn ongerust dat er iets niet goed is met hun kind. Zo hard en ontroostbaar huilen geeft toch het idee dat er iets helemaal fout zit. De ouders hebben ook het gevoel dat ze falen. Als alles wat je doet niet werkt, zoals een schone luier geven of andere oplossingen die zij bedenken, dan denk je dat je het niet goed doet. Wat opvalt is dat ze nogal eens op vrijdagmiddag langskomen, omdat ze het weekend niet meer trekken. Of ze gaan naar de huisartsenpost. Dat is niet ideaal, want daar zien ze een vreemde dokter, en voor je het weet krijgen ze kortdurende oplossingen om het weekend te overbruggen, terwijl ze meedenken en hulp bij het vinden van passende oplossingen nodig hebben.
Zoeken ouders overal hulp?
Ze zijn gewoon wanhopig, en allerlei tips die anderen ooit geholpen hebben, worden uitgeprobeerd. Het is belangrijk dat ouders weten wat wel en niet kan helpen, en wat veilig is om te doen. Ouders grijpen in hun radeloosheid alles aan wat misschien kan helpen.
Hoe vaak zie je een huilbaby?
Niet heel vaak, ik schat misschien zes keer per jaar. Er huilen natuurlijk veel meer baby’s, vanwege oorpijn of zoiets. Als huisarts, kijk ik een baby na en zoek ik eerst uit of en wat er aan de hand is. Als er sprake van koorts is (deze leeftijdsgroep mag eigenlijk geen koorts hebben), dan denk ik niet direct aan een huilbaby. Als de oorzaak van het huilen bijvoorbeeld een middenoorontsteking is, dan heet dat een middenoorontsteking en noem ik de baby geen huilbaby.
Hoe weet je wat je wanneer moet doen?
Soms voel je dat er iets is in het samenspel tussen ouders en baby. Een bijzonder voorbeeld is een moeder wier eerste kindje was geboren met een gespleten gehemelte. Daar was gelijk een heel zorgteam omheen, met heel veel begeleiding en aandacht. Het tweede kindje, een temperamentvolle baby, had geen gespleten gehemelte. Die gedroeg zich heel anders en er was geen extra hulp en steun, wat het heel lastig maakte voor die moeder. Bij het andere kind waren er steeds professionals aanwezig die haar raad gaven, en dat was bij het tweede kindje niet het geval. Daar heb ik toen de jeugdverpleegkundige ingeschakeld, die een belangrijk deel van de begeleiding oppakte.
Als er geen medische oorzaak voor het huilen is, hoe ga je dan met de ouders verder?
Ik geef altijd aandacht aan de wanhoop van de ouders. Je kunt machteloos en radeloos worden als alles wat je gedaan hebt niet werkt. Het geluid van huilen kan heel indringend zijn. Ik kijk altijd hoe mensen het doen met hun baby, en wat de rollen zijn van beide ouders. Mijn advies is als je wanhopig of radeloos bent, geef het op tijd over aan je partner. Ga even naar buiten, ga wat anders doen en neem afstand. Ik vraag de ouders ook of er nog grootouders of andere mensen zijn die het even kunnen overnemen.
Kun je ook een doula (geboortecoach) tot het steunsysteem rekenen?
Ik denk dat dat op zich kan, maar niet iedere vrouw heeft een doula. Er zijn ook specifieke verpleegkundigen die steun kunnen bieden. Ik vind het een nadeel als het niet voor iedereen toegankelijk is of als er kosten aan vastzitten waardoor het niet voor iedereen betaalbaar is. Maar als het functioneert als een soort omgeving van iemand, dan is het prima. Sommige mensen wonen ver van hun familie of bekenden. Dan is het ook lastig als je daar met een baby’tje zit, waar moet je dan met je vragen naartoe? Een doula kan daar misschien een rol in hebben.
Wanneer schakel je externe hulp in?
Er zijn gewoon baby’s die lastig te troosten zijn. Bij vroeg geboren kinderen is dat vaker het geval. Dan is het belangrijk om te kijken welke steunsystemen mensen hebben. Ik vraag altijd of ouders een paar dagen een huildagboek willen bijhouden. Wanneer de baby gaat huilen, of dat steeds op hetzelfde moment is of wisselt, zodat ze er wat grip op kunnen krijgen. Dat dagboek wordt ook door de jeugdverpleegkundige gebruikt als ik haar inschakel om een huisbezoek te doen. Die neemt dan het hele eet-slaappatroon met de ouders door en kijkt hoe het gaat. Hoe kun je rust inbouwen en wat kun je verder doen om te troosten.
Normaal gesproken komt de jeugdverpleegkundige toch na twee weken?
Dat is juist, maar het huilen begint meestal wat later. Dan hebben de ouders dit bezoek al gehad en beginnen de baby’s te huilen. Dan kan de verpleegkundige extra ingeschakeld worden en opnieuw thuiskomen.
Heeft zo’n boekje nog een andere functie?
Het huildagboekje helpt ouders ook om te objectiveren bijvoorbeeld hoe lang het huilen duurt. Hoe vaak huilt de baby eigenlijk, en zijn er specifieke momenten, voor of juist na de voeding. Het helpt de jeugdverpleegkundige ook om een beeld te krijgen van het ritme van de baby. Als baby’s heel oververmoeid zijn, gaan ze eindeloos huilen en lukt het ze niet om in slaap te komen. Omdat ze zichzelf zo overprikkelen, dat ze alsmaar ‘aan’ blijven staan.
Houd jij als huisarts nog contact met de ouders, als de jeugdverpleegkundige is ingeschakeld?
Vaak vraag ik ze om terug te komen, om te horen hoe het gaat. Ook mogen ze me bellen als er dingen zijn die niet lukken. En als ik zie dat mensen het heel erg moeilijk hebben, vraag ik of ze samen na een paar dagen of een week terug willen komen, en dan nemen ze vaak de baby ook mee.
Doe je dat om toch een medische oorzaak uit te sluiten?
Ik doe dat vooral om het proces te volgen, en om duidelijk te maken dat als het niet gaat, ze aan de bel moeten trekken. De mogelijk medische oorzaken sluit ik zo veel mogelijk uit tijdens het eerste bezoek. Het is belangrijk om niet met je zorgen dat er iets niet goed is met je baby te blijven zitten.
Wanneer schakel je de kinderarts in?
Soms zijn mensen zo bang voor medische oorzaken, dat het niet lukt om ze in de huisartsenpraktijk gerust te stellen. Of ze hebben al zo lang geprobeerd het zelf op te lossen, dat ze de wanhoop nabij zijn. Dan vraag ik de kinderarts om mee te kijken. Het is jammer dat ouders niet eerder komen. Het is soms al zo uit de hand gelopen, dat alle reserve op is. Dan kan een consult bij de kinderarts helpen om de zorg over de gezondheid van de baby weg te nemen, maar het bezoek aan de kinderarts maakt niet dat de baby stopt met huilen. Soms komen ouders volledig uitgeput op de huisartsenpost. Dat is heel vervelend, want dan zien ze niet hun eigen huisarts. Het is dan veel moeilijker om hulpsystemen rondom het gezin in te schakelen.
Verwijs je wel eens door naar het ziekenhuis voor een time-out?
Dat gebeurt wel eens. De laatste jaren wat minder. Vroeger was dat vaker het geval.
Hoe zou dat komen?
Ik denk omdat mijn eigen vaardigheden gegroeid zijn.
Wat doe je nu anders?
Ik zoek meer naar mogelijkheden om het probleem van de ouders op te lossen. Wat ook heel erg scheelt is de samenwerking met de jeugdgezondheidszorg. Ze zijn veel beter te benaderen en ze zien het als hun taak om naar zo’n gezin toe te gaan. Ze zijn heel behulpzaam. Dan kan ik als huisarts zeggen, dit en dat gaan we doen. Zoals een stappenplan voor de ouders, waardoor ze voelen dat ze aan de hand meegenomen worden en er iemand is aan wie ze hun vragen kunnen stellen.
Maak je wel eens bijzondere situaties mee?
Ik heb eens een complexe situatie meegemaakt waarin een vader meteen na de bevalling weggelopen was, dit weerslag had op hoe moeder zich voelde en de kinderen daardoor ook angstig waren. Dat zijn gelukkig wel uitzonderingen, heftige omstandigheden. Daar ging ik soms wel twee keer in de week visite doen, want daar was heel weinig steun om de moeder heen.
Wat kunnen huisartsen doen om kennis en informatie over huilbaby’s te vermeerderen?
Ik ben bezig met een bladzijde op ‘Thuisarts’. Dat is een site met informatie over gezondheid en ziekten, gemaakt door huisartsen. Over baby’s die veel huilen is nog niets verschenen, maar wel over reflux en koemelkallergie. We willen alle informatie die er is, van de jeugdgezondheidszorg en van de kinderartsen en hun team in het ziekenhuis, gelijkvormig maken. Dezelfde manier van troosten, inbakerinformatie en nog veel meer. Ik denk dat het belangrijk is dat huisartsen hierover meer informatie hebben. Ik weet niet of alle huisartsen weten welke stappen ze kunnen zetten in de begeleiding.
Besteed je in de huisartsopleiding aandacht aan het onderwerp huilbaby’s?
Het is een belangrijk onderwerp. Ik geef samen met een jeugdverpleegkundige onderwijs aan eerstejaars huisartsen in opleiding, over huilbaby’s. Daarin vertellen we ook wat je als huisarts kunt doen en wie je erbij kan helpen. Ik vraag ook altijd wie er nog kraamvisites doet. Als huisarts hebben we niet een specifieke rol tijdens de kraambedperiode. Vroeger moesten we altijd naar het hartje luisteren of er geen ruisen waren. Dat is inmiddels elders ondergebracht. Zo’n bezoek geeft mij als huisarts informatie over hoe de bevalling is gegaan, maar ook om een indruk te krijgen hoe het thuis gaat. Daarmee geef ik ook aan dat je bij mij terechtkunt met vragen over de baby, borstvoeding of wat dan ook.
Hoe is de relatie tussen de huisartsen en de jeugdartsen van het consultatiebureau?
Het is belangrijk dat we elkaar op de hoogte houden. Jeugdartsen verwijzen vaak door naar het ziekenhuis. De jeugdartsen hebben wel zicht op de baby, maar minder op het gezinssysteem. Ik vind dat het in zulke situaties handig is om ook de huisarts op de hoogte te brengen.
Hoe zou de aanpak van een huilbaby verbeterd kunnen worden?
Als de ongerustheid van de ouders niet weggaat en er een consult bij de kinderarts is geweest, is het goed om daarna weer terug te komen bij de huisarts, de jeugdverpleegkundige en de jeugdarts, zodat er een soort lijntje ontstaat waar mensen makkelijk met hun vragen terechtkunnen.