De geslachtsontwikkeling tijdens de puberteit
Tijdens de puberteit verandert je lichaam stap voor stap, je wordt volwassen. Hierbij zijn veel hormonen en organen betrokken.
De volgende gebeurtenissen vinden plaats:
Je geslachtsklieren, de gonaden (eierstokken/testes), worden actief. Dit noemen we de gonadarche. Daar zorgen de hypothalamus en de hypofyse voor, dat zijn klieren die in je hersenen liggen. De hypothalamus maakt ergens tussen je 8e en 14e levensjaar gonadotrofine-releasing hormonen aan (GNrH), die weer zorgen voor de aanmaak van luteïniserend hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FSH) door de hypofyse. Waarom dit bij de ene bij 8 jaar en bij de andere pas met 14 jaar gebeurt, weten we nog niet. Maar vaak zit er een erfelijke component aan. Jongens die laat in de puberteit komen hebben vaak een vader die ook laat was. LH en FSH zorgen ervoor dat de gonaden (geslachtsklieren) actief worden:
Bij jongens stimuleert LH de Leydigcellen in de testes om testosteron aan te maken. De testes worden hierdoor groter. FSH zorgt voor stimulatie van de zaadproductie, waardoor ze nog verder groeien. De penis groeit door de toename van testosteron in het lichaam en de ontwikkeling van sperma komt op gang (spermarche). Je krijgt door testosteron ook secundaire geslachtskenmerken zoals een zwaardere stem, meer lichaamsbeharing, spiermassa en lengtegroei en uitrijping van het skelet.
Bij meisjes stimuleert FSH de groei van de follikels (eiblaasjes) in de eierstokken. FSH en LH zorgen er samen voor dat de eierstokken oestrogeen aanmaken, het vrouwelijke hormoon. Dit zorgt voor borstvorming (ook wel thelarche genoemd) en toename van de lengtegroei. Later in de puberteit zorgen FSH, LH en oestrogeen voor de maandelijkse eisprong en de menstruatie (de menarche).
Je bijnierschors gaat androgenen (zwakke mannelijke hormonen) aanmaken als een bepaalde laag cellen (de zona reticularis) daar klaar voor is. Dat is meestal vanaf 8 jaar het geval. Deze fase noemen we de adrenarche. De androgenen dehydroepiandrosteron (DHEA) en androsteendion zorgen ervoor dat je, ook als meisje, lichaamsbeharing krijgt in je oksels en schaamstreek en dat je zweet- en talgklieren zich ontwikkelen. De haargroei in de schaamstreek wordt ook wel pubarche genoemd.
Al die veranderingen volgen een bepaald patroon, maar bij de een gaat het sneller dan bij de ander en ook de volgorde kan verschillen.
Door naar de veranderingen in je lichaam te kijken, kun je iets zeggen over de puberteitsfase waarin je zit. De Tanner-stadia beschrijven de fases in de lichamelijke ontwikkeling van kinderen. Daarbij wordt gekeken naar de hoeveelheid beharing (P), borstontwikkeling (M) of penis- en testesontwikkeling (G). Vóór de start van de puberteit krijgen ze een 1 en aan het eind van de puberteit een 5 (volwassen stadium).
Je geslachtsklieren, de gonaden (eierstokken/testes), worden actief. Dit noemen we de gonadarche. Daar zorgen de hypothalamus en de hypofyse voor, dat zijn klieren die in je hersenen liggen. De hypothalamus maakt ergens tussen je 8e en 14e levensjaar gonadotrofine-releasing hormonen aan (GNrH), die weer zorgen voor de aanmaak van luteïniserend hormoon (LH) en follikelstimulerend hormoon (FSH) door de hypofyse. Waarom dit bij de ene bij 8 jaar en bij de andere pas met 14 jaar gebeurt, weten we nog niet. Maar vaak zit er een erfelijke component aan. Jongens die laat in de puberteit komen hebben vaak een vader die ook laat was. LH en FSH zorgen ervoor dat de gonaden (geslachtsklieren) actief worden:
Bij jongens stimuleert LH de Leydigcellen in de testes om testosteron aan te maken. De testes worden hierdoor groter. FSH zorgt voor stimulatie van de zaadproductie, waardoor ze nog verder groeien. De penis groeit door de toename van testosteron in het lichaam en de ontwikkeling van sperma komt op gang (spermarche). Je krijgt door testosteron ook secundaire geslachtskenmerken zoals een zwaardere stem, meer lichaamsbeharing, spiermassa en lengtegroei en uitrijping van het skelet.
Bij meisjes stimuleert FSH de groei van de follikels (eiblaasjes) in de eierstokken. FSH en LH zorgen er samen voor dat de eierstokken oestrogeen aanmaken, het vrouwelijke hormoon. Dit zorgt voor borstvorming (ook wel thelarche genoemd) en toename van de lengtegroei. Later in de puberteit zorgen FSH, LH en oestrogeen voor de maandelijkse eisprong en de menstruatie (de menarche).
Je bijnierschors gaat androgenen (zwakke mannelijke hormonen) aanmaken als een bepaalde laag cellen (de zona reticularis) daar klaar voor is. Dat is meestal vanaf 8 jaar het geval. Deze fase noemen we de adrenarche. De androgenen dehydroepiandrosteron (DHEA) en androsteendion zorgen ervoor dat je, ook als meisje, lichaamsbeharing krijgt in je oksels en schaamstreek en dat je zweet- en talgklieren zich ontwikkelen. De haargroei in de schaamstreek wordt ook wel pubarche genoemd.
Al die veranderingen volgen een bepaald patroon, maar bij de een gaat het sneller dan bij de ander en ook de volgorde kan verschillen.
Door naar de veranderingen in je lichaam te kijken, kun je iets zeggen over de puberteitsfase waarin je zit. De Tanner-stadia beschrijven de fases in de lichamelijke ontwikkeling van kinderen. Daarbij wordt gekeken naar de hoeveelheid beharing (P), borstontwikkeling (M) of penis- en testesontwikkeling (G). Vóór de start van de puberteit krijgen ze een 1 en aan het eind van de puberteit een 5 (volwassen stadium).