Puberteit

Veel jongeren hebben een moeilijke periode tijdens hun puberteit. Puberteit en diabetes gaan ook niet echt lekker samen.

Christian: ‘In de 2e klas heb ik een echt rotjaar gehad. Ik was ineens niet meer goed in te stellen. Het ging helemaal mis. Ik moest steeds naar de dokter en werd zelfs twee keer een week opgenomen, maar het ging maar niet beter.’

Dirk: ‘Ik heb een heel moeilijke periode gehad toen ik 18 was. Ik heb toen ook een half jaar nauwelijks gespoten, ik wilde gewoon niet meer. Aan de complicaties die ik later zou kunnen krijgen dacht ik helemaal niet, dat interesseerde me niets. Mijn moeder was erg bezorgd en zat er bovenop. Dat werkte bij mij averechts. Ik wilde dat ze me mijn gang liet gaan. Ouders moeten er niet te veel bovenop zitten. Ze moeten het een beetje loslaten. Je haalt het later wel weer in.’

Miranda: ‘Ik ben 18 jaar, en heb nu al bijna 14 jaar diabetes. Ik ben nog nooit goed instelbaar geweest. Het lukt gewoon niet goed. Ik zit altijd veel hoog en veel laag en heb nooit een normale dag ertussen met mooie waarden. Soms word ik er wel een beetje moedeloos van. Dan kan ik er echt van balen dat ik het heb en al die anderen niet, die zijn wel gezond.’

Die ellendige groeihormonen

Veel jongeren hebben een moeilijke periode tijdens hun puberteit. Puberteit en diabetes gaan ook niet echt lekker samen. Behalve dat je weinig zin hebt om steeds bezig te zijn met het regelen van je diabetes, is het ook nog eens moeilijker om je bloedsuikerspiegel onder controle te krijgen. Dat komt omdat je lichaam verandert en bepaalde klieren en hormonen actief worden. Vooral de groeihormonen, die extra hard werken, zorgen ervoor dat de werking van insuline vermindert, waardoor je meer insuline nodig hebt. Daarom zit je ’s ochtends vaak al heel hoog. Dat kan heel vervelend zijn. Je doet je best om je diabetes onder controle te krijgen, maar je bloedsuikerspiegel schiet steeds op en neer. En als je bezorgde ouders hebt is het extra vervelend als ze er zich er de hele tijd mee bemoeien.

Het gaat over

Wat je het beste kunt doen is wat vaker meten en je insulinedosis regelmatig aanpassen. En accepteren dat het een tijdje gewoon wat minder gaat. Het gaat echt weer over. Merk je dat je te erg gaat schommelen, overleg dan met je arts of diabetesverpleegkundige wat je het beste kunt doen. Probeer uit welke hoeveelheid insuline voor jou het beste werkt.