De diagnose
Om vast te stellen of je een hiv-infectie hebt, wordt gekeken of het hiv-virus in je bloed aanwezig is.
Wanneer krijg je als kind een hiv-test?
- Als je moeder en/of vader een hiv-infectie heeft.
- Als je uit een land komt waar hiv-infecties veel voorkomen.
- Als er iets gebeurd is waardoor je extra risico loopt (je hebt je geprikt aan een injectienaald of je hebt onbeschermd seksueel contact gehad).
- Als je klachten hebt die horen bij een hiv-infectie.
Hiv-geinfecteerd of niet?
Een hiv-test kan positief zijn, negatief en soms onbepaald. We noemen een test positief als er hiv in je bloed aanwezig is. Dat is verwarrend, want het is natuurlijk geen positief nieuws. Als er geen hiv aanwezig is, is de testuitslag negatief.Diagnostische testen
Er zijn twee verschillende hiv-testen. Voor deze testen moet bloed worden afgenomen.1. Hiv-deeltjestest. Met deze test (ook wel hiv-RNA-test genoemd) kun je zien hoeveel virusdeeltjes je in je bloed hebt (viral load). Met deze test kun je ook zien of de behandeling aanslaat. Hoe minder virusdeeltjes, hoe beter de medicijnen werken.
2. Hiv-antistoftest. Het bloed kan onderzocht worden op antistoffen tegen hiv. Deze antistoffen worden door je eigen afweercellen aangemaakt en zijn speciaal gericht tegen hiv.
Belangrijke testen na de diagnose
1. Hiv-RNA VL. Met deze bloedtest kun je het aantal virusdeeltjes in je bloed (viral load) bepalen. Je kunt met deze test ook zien of de medicatie aanslaat.2. Aantal CD4-cellen. Hoe minder CD4-cellen in je bloed, hoe slechter het is met je afweersysteem.