Afwijkingen vroeg opsporen en vroeg behandelen
Michel Weijerman was als kinderarts verbonden aan het Rijnlandziekenhuis en gespecialiseerd in Downsyndroom. Hij promoveerde in 2011 op ‘De consequenties van Downsyndroom voor kind en ouders’.
Wat zijn voor jou belangrijke onderwerpen?
Allereerst is het belangrijk om te weten hoe vaak Downsyndroom voorkomt in Nederland. In 2003 telden we ongeveer 300 pasgeboren kinderen met Downsyndroom in Nederland. Omgerekend zijn dat 16 op de 10.000 zwangerschappen. In 2018 waren het er ongeveer 9.9 op de 10.000 zwangerschappen. In Nederland blijkt dat niet iedereen aan prenataal onderzoek meedoet. Aan de combinatie test, dat is een bloedtest en een (echo) nekplooimeting, deed in het verleden maar 25% van de zwangere vrouwen in Nederland mee. Dus 75% deed niet mee, en wil het niet weten. Dat is in de afgelopen jaren weinig veranderd. Sinds 2007 is er de 20 weken echo, om aangeboren afwijkingen op te sporen. Maar veel mensen doen de echo omdat ze het leuk vinden om te zien wat voor kindje ze hebben. Ze willen het geslacht weten en hopen te horen dat alles goed is. Inmiddels is de NIPT(Niet-invasieve prenatale test) geleidelijk vanaf 2017 ingevoerd in Nederland en sedert 1 april 2023 vergoed voor alle zwangeren. In 2023 deed ruim 60% hieraan mee, dus nog steeds een hoog percentage niet.Sinds september 2021 is de 13 weken echo toegevoegd aan de prenatale onderzoeksmogelijkheden, waarbij eventuele aangeboren afwijkingen eerder kunnen worden vastgesteld. De beide echo's (13-20wkn) zijn niet specifiek voor het opsporen van het Downsyndroom.
Wat is een nekplooimeting?
Rond de nek zit een plooitje en dat mag bij meten niet groter zijn dan 3 mm. Als het meer is, is er een verhoogde kans op Downsyndroom. Het is moeilijker te meten na 20 weken, rond de 11e week is de beste periode. Maar in Nederland doet drie kwart er niet aan mee. Ouders hebben dus kennelijk niet de behoefte om te weten dat ze een kind met Downsyndroom krijgen. Ongeveer een derde van de ouders met een kind met Downsyndroom is boven de 36 jaar. Ze kozen er vaak bewust voor om niet te testen. Ze willen graag een kind en als het dan Downsyndroom heeft, is het prima. Die twee factoren hebben ertoe geleid dat in Nederland Downsyndroom nog vaak kan voorkomen. Dat is niet overal ter wereld hetzelfde. In Zwitserland en Frankrijk wordt heel veel aan prenataal onderzoek gedaan. 80% wil weten wat er aan de hand is en laat er ook wat aan doen. In Ierland waar abortus illegaal is, komt Downsyndroom ook veel voor. In oktober 2021 is de combinatietest volledig vervangen door de NIPT.Wat heb je nog meer onderzocht?
Een veel voorkomende afwijking bij Downsyndroom is de aangeboren hartafwijking. Van de kinderen met Down die geboren zijn tussen 2003 en 2006 had 42% een aangeboren hartafwijking. Bij nog eens 5% van de pasgeboren kinderen met Downsyndroom werd persisterende pulmonale hypertensie gevonden. Dat was nieuw. Bij deze aandoening blijft de bloedsomloop verkeerd lopen. Wat we ook zagen was dat het bij kinderen met Downsyndroom heel belangrijk is om vroeg vast te stellen of er een aangeboren hartafwijking is, liefst binnen de eerste maand. De operatieve mogelijkheden zijn tegenwoordig zo goed, dat als je op tijd opereert, de kinderen al heel snel na de operatie goed functioneren. Door vroeg in te grijpen wordt de kwaliteit van het leven van een kind met Downsyndroom positief beïnvloed. Daar komt bij dat het voor ouders heel belangrijk is om snel na de geboorte te weten waar ze aan toe zijn.Je hebt ook onderzoek gedaan naar coeliakie?
We hebben eerst vastgesteld dat kinderen met Downsyndroom ongeveer tien keer meer kans hebben op coeliakie. Daarna hebben we naar de test gekeken, een DNA test. Door te testen op het voorkomen van Human Leucocyt Antigenen HLA DQ2 en DQ8 kunnen we vlak na de geboorte vast stellen of het kindje aanleg heeft voor coeliakie. Als die test negatief is, kun je de ouders geruststellen dat het kind geen coeliakie zal krijgen. We hebben ook onderzocht of de test met een wattenstokje kon, zodat je geen bloed hoeft te prikken. En dat kon.Op basis van ons onderzoek en op wat er in de rest van de wereld gevonden wordt, kun je zeggen: kijk kinderen met Downsyndroom na de geboorte meteen na op coeliakie. De groep van 60% die het niet heeft, kun je meteen geruststellen.
En luchtweginfecties. Dat is voor kinderen met Down ook een serieus probleem?
De hartafwijking, vroeger de belangrijkste afwijking, is nu een beetje naar de achtergrond geschoven omdat deze goed te behandelen is. Nu blijkt dat meer dan 30% van de jonge kinderen last heeft van luchtwegproblemen, o.a. omdat ze meer vatbaar zijn voor luchtweginfecties. Ze zijn verhoogd gevoelig voor het RS virus en hebben vaak klachten als rochelen en piepen, maar ze piepen ook als ze geen RS virus hebben. We hebben ook uitgezocht dat het piepen hoogst waarschijnlijk geen relatie heeft met astma en allergie. Het lijkt erop dat ze mogelijk geen allergie hebben. Ze hebben een heleboel dingen wel, maar dit waarschijnlijk niet.Dat is belangrijk omdat je die kinderen anders verkeerd gaat behandelen. Waar je wel op moet letten is dat het piepen ook andere oorzaken kan hebben. Dat zijn bij Downkinderen vooral anatomische afwijkingen. Ze hebben vaak slappe luchtpijpen, slappe spieren of afwijkingen van de longen die je anders moet behandelen dan het geven van astmamedicatie. Dat is een belangrijk onderwerp dat veel impact heeft op hun kwaliteit van leven.