Hoe wordt de diagnose gesteld?
Het stellen van de diagnose verloopt niet bij iedereen hetzelfde. De een heeft sinds korte tijd typische klachten die passen bij diabetes en die snel erger worden, de ander heeft al langer last van vage klachten die langzaam erger worden. Om de diagnose te kunnen stellen is bloedonderzoek nodig. De huisarts of kinderarts kan dit onderzoek aanvragen als ze denken aan diabetes.
De diagnose diabetes kan in de volgende situaties worden gesteld:
Meestal worden er naast de bloedsuiker nog meer waarden in het bloed bepaald, zoals de hoeveelheid zouten en de zuurgraad. Ook je urine wordt onderzocht, op glucose en ketonen.
- als je klachten hebt die passen bij diabetes én je bloedsuiker hoger is dan 11,1 mmol/L (in België hoger dan 200 mg/dL), het moment van de dag en of je gegeten hebt of niet spelen hierbij geen rol;
- of als je nuchtere bloedsuiker hoger is dan 7 mmol/L (in België hoger dan 126 mg/dL) (je bent nuchter als je de laatste acht uur niets hebt gegeten of gedronken);
- of als je bloedsuiker hoger is dan 11,1 mmol/L (in België hoger dan 200 mg/dL) tijdens een orale glucosetolerantietest (OGTT). Je nuchtere bloedsuiker wordt voor inname van het suikerdrankje gemeten en in de twee uur na inname.
Meestal worden er naast de bloedsuiker nog meer waarden in het bloed bepaald, zoals de hoeveelheid zouten en de zuurgraad. Ook je urine wordt onderzocht, op glucose en ketonen.