Aanhoudende (chronische) buikpijn
Aanhoudende of chronische buikpijn komt veel voor bij kinderen en jongeren (10-19%). Vooral bij kinderen tussen de vier en zes jaar oud en bij jongeren en jongvolwassenen.
Aanhoudende of chronische buikpijn is;
- Buikpijn die langer dan twee maanden duurt,
- Pijn die voortdurend aanwezig is, of die komt en gaat
- De oorzaak kan organisch (lichamelijk) zijn of functioneel (geen lichamelijke oorzaak)
Buikpijn die in vaste periodes voorkomt, en vaker dan drie keer in minimaal drie maanden, noemen we regelmatig voorkomende buikpijn.
De meeste kinderen met aanhoudende buikpijn hebben functionele buikpijn. Soms is de oorzaak organisch, dan ontstaat de buikpijn door een probleem in een orgaan, weefsel of in je stofwisseling. Maar ze kunnen ook tegelijkertijd bestaan en elkaar beïnvloeden.
Waarom een bezoek aan de dokter?
Wat je wilt weten is of er een lichamelijke (organische) of een functionele oorzaak is voor de buikpijn. We denken dat buikpijn bij 10 tot 20% van kinderen die zich bij de huisarts of kinderarts presenteren organisch is. Vaak is dat een glutenovergevoeligheid, een inflammatoire darmziekte of een andere ziekte die niet zo veel voorkomt. De meeste kinderen hebben buikpijn zonder dat er een organische oorzaak voor gevonden wordt. Dat noemen we functionele buikpijn als er geen ontlastingsproblemen bij zijn. We spreken van prikkelbare darm syndroom (PDS) als je buikpijn hebt én een ontlastingsprobleem. Een deel van de kinderen heeft buikpijn en een onregelmatige stoelgang, en een ander deel heeft buikpijn met vaak diarree. Bij het prikkelbare darm syndroom zijn er dus geen lichamelijke oorzaken. We kunnen dan een duidelijke diagnose stellen. Het is belangrijk om bij de ouders te benoemen dat je heel goed erkent dat het heel veel voorkomt, maar dat het veel voorkomt wil nog niet zeggen dat je een panklare oplossing daarvoor hebt.
Organische oorzaken van aanhoudende buikpijn
Er zijn verschillende organische oorzaken voor aanhoudende buikpijn. Om erachter te komen wat bij jou de oorzaak is, is verder onderzoek door een huisarts, kinderarts of kinderarts-maagdarmleverziekten nodig. Als de oorzaak bekend is, is ook duidelijk welke behandeling je nodig hebt.
Regelmatig voorkomend
-
Maag en slokdarm
- Reflux en maagzuurklachten Reflux is het terugstromen van de maaginhoud (maagzuur en/of voeding), vanuit je maag je slokdarm in. Het komt vaak voor en je hebt er meestal geen last van. Maar soms kun je toch klachten krijgen, zoals vaak en/of veel overgeven, gewichtsverlies, een ontstoken slokdarm of luchtwegklachten. Als je deze klachten hebt, heb je gastro-oesofageale reflux ziekte.
Hoe zit het met reflux als mogelijke oorzaak?
Reflux is het terugstromen van de maaginhoud naar de slokdarm. Er zijn verschillende oorzaken voor het ontstaan van reflux. Is er voldoende peristaltiek (knijpende beweging) van de slokdarm zelf? Is de kringspier van de slokdarm naar de maag goed afgesloten? Kan de maag zich goed ledigen? Ook de anatomie, in dit geval de hoek van de maag t.o.v. de slokdarm, speelt een grote rol, maar de allerbelangrijkste vraag is of er sprake is van een voorbijgaande spierverslapping van de onderste kringspier van de slokdarm, de slokdarmsfincter. Die speelt een grote rol bij het terugvloeien van voeding en slijm van de maag naar de slokdarm. Overigens de belangrijkste oorzaak van het weer opgeven van voedsel, regurgiteren noemen we dat, is dat de ouders te veel voeding geven. Gedurende het eerste jaar gaat deze reflux over, ongeveer 1 % van de kinderen blijft last van reflux houden. Dat is dus echt minimaal.
Toch wordt reflux heel vaak als oorzaak genoemd?
Ook bij reflux hebben we dezelfde moeilijke discussie. Kinderen worden doorverwezen met ‘verborgen’ reflux. In de kindergeneeskunde zijn hier heel grondige onderzoeken naar gedaan. Uit al die studies komt naar voren dat overdadig huilen bij baby’s geen goede reden is om antirefluxmedicatie te geven. Het maagzuur wordt wel geremd, maar het huilen wordt niet minder. Toch blijft wereldwijd, ook in Nederland, antirefluxmedicatie een van de meest voorgeschreven medicaties bij overdadig huilen. Ook bij reflux hebben we te maken met het natuurlijke beloop dat het huilen na de vierde maand stopt, maar omdat ouders heel ongerust zijn en de dokter wat moet doen, geeft deze dan toch maar maagzuurremmers. Als het huilen vervolgens minder wordt, dan wordt de oorzaak van dat huilen toegeschreven aan ‘verborgen’ reflux. In mijn ogen klopt dat dus niet.
Ouders noemen wel eens dat de klep tussen slokdarm en maag niet goed sluit, met als gevolg reflux?
Dat berust op een misverstand. Er is namelijk geen klep tussen maag en slokdarm, maar wel is het zo dat in het eerste levensjaar de overgang tussen slokdarm en maag nog een bijna rechte lijn is. Pas aan het eind van het eerste levensjaar ontstaat een scherpe hoek tussen maag en slokdarm, de hoek van His. Dat een baby in het eerste jaar van zijn leven maaginhoud of zuur opgeeft, is dus een natuurlijk proces, antirefluxmedicatie geven is dan niet op zijn plaats. Pas als die hoek van His er is, en een baby geeft nog steeds zuur op, heeft pijn tijdens de voeding of valt af, zijn dat redenen voor nader onderzoek, en heb je misschien wel een goede reden om een maagzuurremmer te geven.
Als er wel echt sprake van reflux is, hoe toon je dat dan aan?
De enige manier om reflux aan te tonen, is als het kind afvalt en bloed braakt. Bij bloedbraken zien we bloedstreepjes in de opgegeven maaginhoud, tabakssliertjes noemen we dat. Dat is een teken van oesofagitis, een ontsteking van de slokdarm. Ook afvallen is een belangrijk symptoom en een harde aanwijzing voor reflux, maar als je het echt aan wilt tonen, moet je een 24 uurszuurgraad en impedantiemeting doen waarbij een slangetje tot een paar centimeter boven de maag in de slokdarm wordt gebracht. Een ingrijpend en duur onderzoek dat de meeste ouders voor hun kind niet willen.
-
Darmen
- Verstopping of obstipatie Als je niet genoeg poept, kan je ontlasting harder worden en wordt het poepen steeds moeilijker. Je hebt dan last van verstopping of obstipatie. Maar wat is niet genoeg poepen? Hoe vaak je poept, is voor iedereen anders. De een poept een paar keer per dag en de ander een paar keer per week. Als je last hebt van obstipatie, kun je buikpijn hebben. Je kunt daarnaast ook last hebben van overloopdiarree (een hard stuk poep verspert de doorgang en alleen dunne ontlasting kan er nog langs), ongewild verlies van ontlasting en pijnlijke ontlasting. Meestal kun je de ontlasting weer op gang krijgen, met de juiste voeding, voldoende drinken en bewegen, de juiste toilethouding en het leren ontspannen van je bekkenbodemspieren. Soms is medicatie nodig om de ontlasting dunner/ soepeler te maken en houden.
- Lactose-intolerantie Lactose is een suiker die voorkomt in melk en melkproducten. Als je lactose-intolerantie hebt, verdraag je die lactose niet en dat geeft klachten. Dat komt doordat je het enzym lactase niet of onvoldoende aanmaakt waardoor de lactose in je dunne darm niet wordt afgebroken (verteerd). De niet verteerde lactose komt dan in je dikke darm waar het door bacteriën wordt afgebroken. Dit gebeurt door middel van gisting, waarbij onder meer gassen vrijkomen. Hierdoor kun je last hebben van een opgeblazen gevoel, buikpijn, buikkrampen, winderigheid en diarree. Als je lactose-intolerantie hebt, is goed voedingsadvies heel belangrijk. Zorg dat je geen of nauwelijks lactose binnenkrijgt en slik als het nodig is lactase (lactase is als pilletje verkrijgbaar).
- Coeliakie Coeliakie is een chronische darmziekte. Je dunne darm is dan overgevoelig voor het eiwit gluten, dat zit in de graansoorten tarwe, rogge, haver, spelt, kamut en gerst. Overgevoeligheid voor een voedingsproduct noemen we voedingsintolerantie. Als je coeliakie hebt en je eet gluten, dan raakt je dunne darm beschadigd. Dat komt door een afweerreactie van je afweersysteem. Je afweersysteem ziet gluten als lichaamsvreemd en gaat afweerstoffen aanmaken om het uit te schakelen. Deze afweerstoffen schakelen ook een ander enzym, transglutaminase uit. Hierdoor krijg je een ontstekingsreactie in het slijmvlies van je dunne darm. De darmvlokken in het slijmvlies raken beschadigd en verdwijnen langzaam. Dat noemen we dat vlokatrofie. Vlokatrofie komt vooral voor in het eerste deel van je dunne darm. Als het slijmvlies van je dunne darm is beschadigd kun je voedingsstoffen niet goed meer opnemen. Dat noemen we malabsorptie. Door het tekort aan voedingsstoffen krijg je klachten. Hoe groter de tekorten, hoe ernstiger de klachten. Als je een tekort hebt aan vetten, suikers, eiwitten, vitaminen en mineralen krijgt je lichaam niet genoeg energie en kun je moe en lusteloos worden. Je groeit niet meer goed en je kunt vermageren. Door de ontstekingsreactie in je buik kun je last hebben van buikpijn en diarree, maar ook van obstipatie. Andere klachten zijn gebrek aan eetlust, spierslapte, bloedarmoede, kleine ontstekingen in de mond (aften), botontkalking en somber of chagrijnig zijn. Waar je last van hebt kan dus verschillen, maar als je veel van deze klachten tegelijk hebt, kun je coeliakie hebben. Maar soms zijn de klachten niet duidelijk. En als je maar één klacht hebt of als de klachten horen bij een andere ziekte, dan wordt er minder snel gedacht aan coeliakie waardoor de diagnose later of zelfs niet gesteld wordt. Als je geen gluten meer eet, kan je darmwand zich herstellen en verdwijnen de klachten. Je moet dus een streng glutenvrij dieet volgen. Dat is erg belangrijk, want zo kan je dunne darm weer helemaal herstellen. De klachten verdwijnen en je gaat ook weer groeien. Bij de een gaat dat sneller dan bij de ander.
- Parasitaire infectie Als je een parasitaire infectie hebt, dan zit er in je darmen een parasiet. Een parasiet is een (soort) wormpje. Voorbeelden zijn de Giardia, Cryptosporidium en Entamoeba. De eitjes of cysten van deze parasieten kun je via huisdieren krijgen of via ongewassen handen (na het buitenspelen of als je naar de wc bent geweest). De besmetting gaat via je mond. Van sommige parasitaire infecties kun je diarree krijgen, maar soms merk je er helemaal niets van.
-
Baarmoeder, eierstokken
- Ongesteldheid of menstruatie Als je ongesteld bent kun je krampen en pijn in je onderbuik krijgen, dit komt door het samentrekken van je baarmoeder. Het samentrekken zorgt ervoor dat de slijmvlieslaag aan de binnenkant van je baarmoeder wordt afgebroken en dat gaat bloeden. Dit bloed gaat via je vagina naar buiten. Elke maand groeit de slijmvlieslaag weer aan, waarna je opnieuw ongesteld wordt. Meestal gaat de buikpijn vanzelf weer over. De pijn kan minder worden door ontspanning en rust, het warmhouden van je buik (kruik of een warme douche of bad) maar ook door pijnstilling.
Minder vaak voorkomend
-
Maag en slokdarm
- Eosinofiele oesofagitis Eosinofiele oesofagitis is een ontsteking van je slokdarm. Dat komt door een allergische reactie op iets wat je gegeten (voedselallergie) of ingeademd hebt.
-
Darmen
- Voedselallergie Je hebt een voedselallergie als je afweersysteem een afweerreactie aanmaakt op een voedingsmiddel, zoals noten of pinda’s. Als je dan pinda’s eet maakt je lichaam veel IgE-antistoffen aan, waardoor je buikpijn kunt krijgen. Maar je kunt ook last hebben van misselijkheid, overgeven, diarree, jeuk en zwelling van huid en slijmvliezen, benauwdheid, bloeddrukdaling en verlies van bewustzijn.
- Inflammatoire darmziekte of Inflammatory bowel disease (IBD) Inflammatoire darmziekte of Inflammatory bowel disease (IBD) is de verzamelnaam voor colitis ulcerosa (CU), de ziekte van Crohn en IBD-unclassified. Bij IBD heb je last van ontstekingen in je maag-darmkanaal. Die ontstekingen krijg je door een afweerreactie van je eigen afweersysteem tegen de bacteriën in je maag-darmkanaal. Waardoor deze afweerreactie ontstaat en waarom deze zo heftig is, weten we niet. De klachten die horen bij de ziekte van Crohn, CU en IBD-unclassified verschillen van elkaar, maar er zijn ook overeenkomsten. Regelmatige buikpijn en (bloederige) diarree komen het meest voor. Ook kun je last hebben van slechte eetlust, gewichtsverlies, vermoeidheid, koorts, je niet lekker voelen en braken. CU kun je alleen krijgen in je dikke darm. De darmwand is dan aan het oppervlak ontstoken, vooral in het laatste deel van je dikke darm, de endeldarm. Bij de ziekte van Crohn kan je hele maag-darmkanaal, dus van mond tot anus, ontstoken zijn. Maar vaak zit het in je dunne darm en in een gedeelte van je dikke darm. Een ander belangrijk verschil met CU, is dat de ontstekingen diep zijn en door de hele darmwand heen gaan. Bij IBD-unclassified heb je ontstekingen in je dikke darm die zowel kunnen horen bij CU als bij de ziekte van Crohn.
-
Baarmoeder, eierstokken
- Endometriose Als slijmvliesachtig weefsel zich gedraagt als baarmoederslijmvlies, en op andere plekken in je buikholte zit, noemen we dat endometriose. Het weefsel kan zitten rondom je baarmoeder, in je eierstokken of in je darmwand. Iedere maand groeit onder invloed van hormonen de slijmvlieslaag in je baarmoeder aan en wordt weer afgebroken. Het bloed dat daarbij vrijkomt kan eruit via je vagina. Het endometriose weefsel reageert op dezelfde manier op die hormonen, maar het bloed dat daarbij vrijkomt kan niet via je vagina naar buiten. Het komt in je buikholte, je eileiders of bij je baarmoeder terecht en dat zorgt voor ontstekingen en verklevingen van je buikvlies en organen. Endometriose kan buikpijn geven, hoe erg de pijn is en welke klachten je hebt, is voor iedereen anders. Dat kan verschillen van af en toe tot dagelijks.
-
Urinewegen
- Blaasontsteking Als je blaas aan de binnenkant ontstoken is door een bacterie, doet dat pijn. Bij een blaasontsteking kun je ook last hebben van vaak plassen, pijn bij het plassen, misselijkheid en overgeven of koorts.
Zelden voorkomend
Problemen met lever, galblaas, nieren, bloedvaten, afweer, vagina, een tumor (zwelling, goedaardig of kwaadaardig), vergiftiging, familiaire mediterrane koorts, sikkelcelziekte, erfelijk angio-oedeem, etc.