Het signaleren en vaststellen van ASS bij jonge kinderen
Als ASS vroeg wordt ontdekt, is dat gunstig voor kind en ouders. Bepaalde kenmerken in de ontwikkeling en het gedrag worden beter begrepen en er kan beter naar worden gehandeld. Daarnaast kun je meteen passende begeleiding krijgen, waardoor je je zo goed mogelijk kunt ontwikkelen.
Het signaleren
Je ouders kunnen al vroeg het gevoel hebben gehad dat er iets was, doordat je als baby veel moeite had met slapen, veel huilde en moeilijk troostbaar was, of doordat je vroege ontwikkeling anders verliep. Soms valt het later op of merken familieleden, medewerkers van het kinderdagverblijf of de dokter op dat er iets is.Alle kinderen onder de achttien jaar krijgen regelmatig een gezondheids- en ontwikkelingsonderzoek (zoals het Van Wiechenonderzoek) om de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling te volgen. Eerst op het consultatiebureau en daarna op de basis- en de middelbare school. De onderzoeken kunnen worden gedaan door de jeugd- of huisarts. Er zijn verschillende meet- of screeningsinstrumenten (vragenlijsten) om je ontwikkeling te volgen. Ze laten je vorderingen zien, maar ook waar je tegenaan loopt en waar je problemen mee hebt. Als ze denken dat je ASS hebt, kun je worden doorverwezen naar een specialist voor verder onderzoek. Daarbij zijn de ervaringen van je ouders en je omgeving heel belangrijk. Zijn er bepaalde dingen opgevallen of zijn er omstandigheden die van invloed zijn? Je krijgt ook een lichamelijk onderzoek om te kijken of je goed kunt horen en zien, ook je neurologische ontwikkeling wordt nagekeken.
Voorbeelden van meet- of screeningsinstrumenten:
- het Van Wiechenonderzoek,
- het CoSoS-onderzoek (Communicatie en Sociale Ontwikkeling Signalen),
- de SDQ (Strengths and Difficulties Questionnaire),
- de CHAT (Checklist Autism for Toddlers),
- de CBCL (Child Behavior Checklist),
- de C-TRF (C-Teacher’s Report Form).
Het Van Wiechenonderzoek is voor jonge kinderen tot de leeftijd van ongeveer vier jaar. Je ontwikkeling wordt dan bekeken door een arts die je ouders ook vraagt welke mijlpalen je al hebt behaald. Dit geeft een indruk van je motorische ontwikkeling (beweging), je spraak-taalontwikkeling (communicatie) en je psychosociale ontwikkeling (het sociale gedrag en interactie). Er wordt gekeken wat je kunt en doet, rekening houdend met je leeftijd. Zo kunnen ze zien of jouw ontwikkeling normaal verloopt of niet.
Als je de volgende kenmerken uit het Van Wiechenonderzoek hebt, zijn dat alarmsignalen voor ASS [ref:dr.Claudine Dietz, klinisch psycholoog]:
Op de leeftijd van twaalf maanden:
- Niet brabbelen
- Geen interesse hebben in andere mensen
- Geen reactie op je naam of op aanspreken
- Niet lachen naar anderen
- Niet maken van gebaren zoals zwaaien of wijzen
- Terugval in de ontwikkeling
Op de leeftijd van achttien maanden:
- De spraak-taalontwikkeling komt niet op gang, er worden geen woorden gebruikt
- Terugval in de ontwikkeling
Op de leeftijd van vierentwintig maanden:
- De spraak-taalontwikkeling komt niet op gang of ontwikkelt zich onvoldoende, er worden geen zinnen van twee woorden gebruikt
- Een terugval in de spraak-taalontwikkeling of in de sociale ontwikkeling op iedere leeftijd
Het CoSoS-onderzoek (Communicatieve en Sociale ontwikkeling Signalen)
De CoSoS is een vragenlijst met veertien vragen die gaan over je gedrag, je spraak-taalontwikkeling, je spel en hoe je reageert. De vragen kunnen met ja of nee beantwoord worden en gaan bijvoorbeeld over of je makkelijk oogcontact maakt, of je normaal reageert op prikkels (geluid, licht, aanraking), het herhalen van bewegingen enz.
De SDQ (Strengths and Difficulties Questionaire) is een vragenlijst voor je ouders en verzorgers (bijvoorbeeld de medewerkers van je kinderdagverblijf), die gaat over je sterke en minder sterke kanten. De vragen gaan o.a. over je emoties, gedrag, aandacht, lichamelijke onrust (hyperactiviteit) en hoe je omgaat met leeftijdsgenoten en anderen. De lijst kan worden afgenomen vanaf je derde levensjaar.
De Checklist Autism for Toddlers (CHAT) is een vragenlijst die gebruikt kan worden als je ouder bent dan achttien maanden. De vragenlijst kan worden afgenomen door de jeugd- of huisarts. Een deel is voor je ouders (negen vragen, onder andere over de manier waarop je speelt, de communicatie en interactie) en een deel is voor de arts. Deze beoordeelt onder andere hoe je oogcontact maakt en hoe je omgaat met anderen.
De Child Behavior Checklist, CBCL, is een vragenlijst voor je ouders en/of verzorgers. Er is een uitgave voor jonge kinderen, tussen de anderhalf en vijf jaar, en een uitgave voor oudere kinderen, vanaf zes jaar. De CBCL gaat over je gedrag thuis en buitenshuis. Zo kun je zien waar je goed in bent en waar je problemen mee hebt.
De C-Teacher’s Report Form (C-TRF) is een vragenlijst voor leid(st)ers van een kinderdagverblijf. Hij kan worden afgenomen vanaf achttien maanden tot je vijfde jaar. De C-TRF geeft inzicht in je gedrag op school of op het kinderdagverblijf. Zo kun je zien waar je goed in bent en waar je problemen mee hebt.
Het vaststellen
Als er signalen zijn die wijzen op ASS, kun je worden doorverwezen naar een specialistisch team met een kinder- en jeugdpsychiater, klinisch psycholoog, GZ-psycholoog en/of kinderarts. Zij kunnen vaststellen of je ASS hebt of dat er nog twijfels zijn. Eerst krijgen je ouders een intakegesprek, met vragen over hun zorgen, het verloop van je ontwikkeling, je gezin en je omgeving, je familie, je vrijetijdsbesteding en life-events. Ook kijken ze hoe je met je ouders en je omgeving omgaat. Je ouders krijgen uitgelegd wat ze verder kunnen verwachten en welke kinderpsychiatrische onderzoeken er gaan volgen. Voor het diagnosticeren van ASS worden meestal de onderzoeken ADI-R en ADOS-2 gebruikt.De Autisme Diagnostisch Interview-Revised (ADI-R) is een vragenlijst voor je ouders. Over een langere periode worden je ontwikkeling, communicatie, sociale interactie en wederkerigheid, wijze van spelen en typische gedragspatronen in kaart gebracht. De ADI-R focust op de kenmerken van autisme en kan samen met het Autisme Diagnostisch Observatie Schema (ADOS-2) bijdragen aan het diagnostisch onderzoek naar ASS.
Het Autisme Diagnostisch Observatie Schema (ADOS-2) is een onderzoek dat je al vanaf de leeftijd van twaalf maanden kunt krijgen. Bij jonge kinderen is het onderzoek anders opgebouwd dan bij oudere kinderen of tieners. Als je heel jong bent, mogen je ouders er soms bij zijn, bij oudere kinderen gebeurt dat niet. Tijdens het onderzoek ga je samen met de onderzoeker een aantal activiteiten doen: zoals een spelletje, een boekje lezen, een balspel, iets bouwen of tekenen. Een andere onderzoeker observeert je reacties en je gedrag en houdt alles bij. Je taal en communicatie, je sociale interactie en wederkerigheid, je interesses, de manier waarop je speelt (heb je bijvoorbeeld fantasierijk spel) en of je typisch en opvallend gedrag hebt. Achter een ondoorzichtige wand kijken andere onderzoekers (soms ook de ouders) mee.
De onderzoekers kunnen zien hoe je omgaat met vreemde mensen en ze krijgen een goed beeld van je gedrag, spraak-taalontwikkeling, communicatieve vaardigheden en je sociaal-emotionele, cognitieve en motorische ontwikkeling.
Soms kunnen ze na de intake en het kinderpsychiatrisch onderzoek al een diagnose stellen, soms is meer onderzoek nodig, zoals een gedragsonderzoek of observatie in je eigen omgeving (thuis of op jouw kinderdagverblijf). Door jou te observeren in je eigen omgeving kunnen ze zien hoe je je onder normale omstandigheden gedraagt en hoe je reageert. De invloed van een nieuwe omgeving en de aanwezigheid van vreemden speelt dan niet of minder mee. Een intelligentie onderzoek wordt vrijwel altijd afgenomen.
Als de diagnose ASS is gesteld, krijgen je ouders veel uitleg over de kenmerken van ASS zodat ze jouw gedrag en reacties kunnen herkennen. Zo krijgen ze meer begrip en leren ze hoe ze je het beste kunnen ondersteunen: wat werkt goed, en wat niet. Dit noemen we psycho-educatie. Vervolgens bespreken de ouders, onderzoekers en behandelaren samen welke ondersteuning, begeleiding of behandeling je op dat moment nodig hebt, zodat je je zo goed mogelijk kunt ontwikkelen en je zo weinig mogelijk belemmeringen hebt in je dagelijks doen en laten.