Lijntrombose

Lijntrombose kan ontstaan als je een lange lijn hebt, een infuus. Een lange lijn is een dunne flexibele slang, die in een wat groter bloedvat zit. We zeggen ook wel centraal veneuze katheter (CVC). Deze wordt onder andere gebruikt voor het geven van vocht, voeding en medicijnen.

Te vroeg geboren of ernstig zieke kinderen krijgen vaak een lange lijn. Bij pasgeboren baby’s (tot drie dagen oud) zit de lange lijn meestal in een ader in de navel. Bij oudere kinderen in een groter bloedvat onder het sleutelbeen of in de lies.

Met een lange lijn heb je meer kans op trombose doordat:
  • de bloedvatwand kan beschadigen bij het insteken;
  • het uiteinde van de lijn voor veranderingen in de bloedstroom zorgt;
  • de samenstelling van het bloed verandert omdat er veel suikers in de voeding zitten;
  • infecties een rol kunnen spelen.

Bij pasgeborenen wordt 90% van trombose veroorzaakt door een lange lijn. Bij oudere kinderen is dat 50%.

Als er trombose is ontstaan, werkt de lijn minder goed, maar het stolsel zorgt niet altijd voor lichamelijke klachten. Of je klachten krijgt hangt af van de plek waar de trombose zit.

Bij pasgeborenen met een lange lijn in de navel die een stolsel in de poortader krijgen, kan leverfalen ontstaan, maar de meeste stolsels zitten in de vena cava, de ader die in je hart uitkomt bij de rechterboezem. Of ze zitten vast aan het uiteinde van de lange lijn in de rechterboezem zelf.

Van de oudere kinderen met lijntrombose heeft 50% een diep veneuze trombose, meestal in de armen of benen. Je krijgt dan bijvoorbeeld een pijnlijke, dikke arm of een pijnlijk dik been. De andere 50% krijgt trombose in de hersenen. Dat noemen we sinustrombose. Je krijgt dan vaak heel erge hoofdpijn, maar je kunt ook een epileptische aanval krijgen of je bewustzijn verliezen.

Je kunt meer lezen over lijntrombose bij pasgeborenen in het interview met Christian Hulzebos, kinderarts-neonatoloog in het UMCG.