Bijwerkingen

Net als de meeste medicijnen kunnen hiv-remmers ook bijwerkingen geven waar je last van kunt hebben. Gelukkig wordt er veel onderzoek verricht naar hiv-remmers waardoor er tegenwoordig steeds minder bijwerkingen optreden. Of je last krijgt, wanneer en hoe erg, verschilt van persoon tot persoon. Het kan ook zijn dat je niets merkt van de bijwerkingen en dat ze alleen zichtbaar worden tijdens het bloedonderzoek. Regelmatige bloedcontroles zijn dan ook belangrijk.

Voorbeelden van bijwerkingen op korte termijn:
  • Maag-darmklachten; misselijkheid, overgeven, diarree.
  • Vermoeidheid.
  • Hoofdpijn.
  • Afwijkingen bij bloedonderzoek; bloedarmoede, gestoorde leverfunctie- en nierfunctiewaarden.

Voorbeelden van bijwerkingen op lange termijn:
Veel van deze bijwerkingen (*) kunnen ook worden veroorzaakt door de hiv-infectie zelf. Het is daardoor soms moeilijk om de oorzaak van de klachten of ziekteverschijnselen te achterhalen.
  • Verandering in de hoeveelheid vetten in je bloed (*).
  • Verandering van je stofwisseling; minder gevoelig voor insuline.
  • Vaatafwijkingen (*).
  • Verstoorde werking van de lever (*).
  • Botafwijkingen (*).
  • Effecten op de hersenen (*).
  • Psychologische klachten (*).

Vetten in het bloed

In je bloed zitten allerlei stoffen zoals suikers, zouten, vetten en nog veel meer. Deze stoffen zijn overal in je lichaam nodig, als brandstof, bouwstof of als reserve. Voorbeelden van vetten in je bloed zijn cholesterol en triglyceriden. Als er vetstoffen worden gebruikt, worden er ook weer nieuwe aangemaakt, zodat er in je bloed steeds ongeveer evenveel vet zit. cART verstoort dit evenwicht en zorgt voor meer cholesterol en triglyceriden in je bloed. Dat kan schadelijk zijn, omdat het onder andere de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Om de hoeveelheid vetstoffen te meten is bloedonderzoek nodig.

Verandering van je stofwisseling

De stofwisseling zorgt ervoor dat er in je lichaam een goed evenwicht bestaat tussen allerlei stoffen, waaronder hormonen, suikers, zouten en vetten. Als je stofwisseling goed werkt, werkt je lichaam ook goed; je hebt energie, je groeit, je organen werken goed en ga zo maar door. De medicijnen die je slikt kunnen invloed hebben op je stofwisseling. Je lichaam kan bijvoorbeeld minder gevoelig worden voor insuline. Insuline wordt in je lichaam gemaakt om suiker vanuit je bloed in je lichaamscellen te krijgen, waarna deze als brandstof gebruikt kan worden. Als je minder gevoelig bent voor insuline, wordt de suiker minder goed opgenomen, waardoor er te veel suiker in je bloed blijft rondstromen. Hierdoor krijg je hoge bloedsuikers en kun je diabetes mellitus (suikerziekte) ontwikkelen. Om de hoeveelheid insuline en bloedsuiker te meten is bloedonderzoek nodig.

Afwijkingen aan je bloedvaten

Door een teveel aan cholesterol en triglyceride in je bloed hopen de vetten zich in de loop der jaren op binnen in de vaatwand. Hierdoor wordt het bloedvat nauwer; dit noemen we ook wel aderverkalking. De slagader vervoert het bloed van je hart naar alle organen in je lichaam. Als de slagader te nauw wordt, stroomt het bloed er steeds minder goed doorheen. Hierdoor komt er te weinig bloed en dus ook te weinig zuurstof op bepaalde plekken in je lichaam. Zuurstoftekort veroorzaakt schade aan weefsels en organen; dit noemen we een infarct. Zo kun je een hersen- of hartinfarct krijgen.
De kans op trombose (bloedstolsels in je bloedvaten) wordt ook groter door een verhoogd cholesterol. Verhoogde stollings- en ontstekingsfactoren spelen hierbij een rol. Een trombosebeen en longembolie zijn voorbeelden van trombose.

Verstoorde werking van de lever

Hiv-remmers kunnen een ontsteking in je lever veroorzaken, waardoor je lever niet goed meer werkt. De lever doet een heleboel in je lichaam. Hij maakt stollingsfactoren en gal aan, speelt een belangrijke rol in de stofwisseling (van hormonen, vetten, eiwitten en koolhydraten) en filtert afvalstoffen uit het bloed. Als je lever minder goed werkt, gaat dat dus allemaal niet goed.
Als je lever heel lang ontstoken is, kun je levercirrose krijgen. Dan is de lever zo erg beschadigd dat herstel niet meer mogelijk is. Om de werking van de lever te beoordelen is bloedonderzoek nodig.

Botafwijkingen

Een goede botdichtheid is belangrijk voor de groei en de ontwikkeling van stevige botten. Niet alleen als je nog in de groei bent, maar ook later. Een hiv-infectie heeft negatieve effecten op de botdichtheid. Vooral als het virus zich snel vermenigvuldigt zorgt het afweersysteem voor een verhoogde botafbraak. Maar verminderde botdichtheid kan ook komen door te weinig calcium (= kalk) en vitamine D en te weinig beweging. Als de botdichtheid zo laag is dat er botzwakte ontstaat, noemen we dat osteoporose. Je kunt dan zomaar botbreuken krijgen. Sommige hiv-remmers verminderen de botdichtheid nog verder. Maar uit nieuw onderzoek blijkt dat als je bepaalde hiv-remmers lang gebruikt, de botdichtheid juist groter wordt. Want als het virus zich niet kan vermenigvuldigen, wordt ook de botafbraak geremd. Voor deze middelen wordt dan ook gekozen bij de behandeling van kinderen. Om de botdichtheid te kunnen beoordelen zijn botmetingen en bloedonderzoek nodig.

Effecten op de hersenen

cART kan hoofdpijn, duizeligheid en concentratieproblemen veroorzaken. Ook kunnen slaapproblemen ontstaan. Maar een effectieve behandeling van hiv is juist goed voor de ontwikkeling van de hersenen. Zonder medicijnen kan een hiv-infectie ernstige hersenschade veroorzaken (achterblijvende groei van de hersenen en ernstige motorische ontwikkelingsstoornissen). Dankzij cART wordt dit voor een groot deel voorkomen. Er is waarschijnlijk wel een verhoogde kans op een verstoorde (taal)ontwikkeling. Verder onderzoek is nodig om duidelijk te krijgen hoe dat precies werkt.

Psychologische klachten

Door de medicijnen kun je je angstig, somber of depressief voelen. Deze gevoelens kunnen veroorzaakt worden door de hiv-infectie zelf of door de medicijnen. Je kunt ook last hebben van onrustige dromen, concentratiestoornissen of je gewoon niet lekker voelen.