De armen om onze schouders
Vandaag hadden we het tijdens een college op school over de veerkracht van mensen. Wat dit inhield, waar het vandaan komt, of het iets vanzelfsprekends is, maar vooral: wat je ervoor nodig hebt. Het zijn vragen waarmee je alle kanten op kan en waar je, als je maar lang genoeg nadenkt, je hersenen op kan breken. Al pratende over dit onderwerp kwamen we tot de conclusie dat het grootste deel van de mensen die daadwerkelijk over goede veerkracht, en dus flexibiliteit, beschikken, het vaak allemaal alleen willen doen. Vaak hebben deze mensen genoeg anderen om hen heen die hen met liefde willen ondersteunen en helpen in de dingen die op hun pad komen, maar in plaats van deze mensen te koesteren, worden ze steeds verder afgestoten. Uiteindelijk zijn het dezelfde mensen die op een dag hun neus keihard stoten tegen een immens grote muur, het is de dag waarop ze geen veerkracht meer hebben en ze er niet meer uitkomen. Te lang hebben ze te veel geëist van zichzelf, van hun geest én van hun lichaam, en nu eisen deze twee hun tol. Met dit verhaal kwamen we tot de conclusie dat de mensen die op afstand worden gehouden, het sociale vangnet, juist een sleutel tot veerkracht is in plaats van een overbodige luxe. Dit vangnet zorgt ervoor dat jij niet te veel van jezelf eist, dat je je laat helpen en jezelf de rust en ruimte geeft die je soms ook gewoon nodig hebt.Naast dat ik dit soort colleges gewoon onwijs interessant vind, is er ook nog iets anders dat ervoor zorgde dat dit verhaal zo goed is blijven hangen: het is herkenbaar. Met ieder woord dat mijn docent uitsprak, iedere beschrijving van de persoonlijkheid en houding van een veerkrachtig persoon, leek het alsof ik naar mezelf keek in de spiegel. Niet alleen heb ik een ijzersterke wil om het allemaal gewoon alleen te doen, zelf alles op te lossen en de oneerlijke wereld alleen te bestrijden. Ook heb ik de grote neiging om mensen op afstand te houden, het liefst zo ver mogelijk, want ik kan het prima alleen. Soms is het goed om anderen op afstand te houden, en het is ook wel degelijk zo dat je niet iedereen maar altijd om hulp hoeft te vragen. Maar met vallen en opstaan heb ik geleerd dat het soms ook wel goed kan zijn om, juist die mensen die dichtbij staan en die je met alle liefde willen helpen, toe te laten in je leven. Het is niet erg om soms toe te geven dat je het niet alleen kan, dat je hulp nodig hebt. Net zo goed is het niet erg om toe te geven dat dit eigenlijk iets is waar je je voor schaamt. Begrijp me niet verkeerd: ik schrijf dit heel makkelijk op papier en ik kan het iedereen aanpraten, maar voor mijzelf is het vaak nog een groot struikelblok.
Niet alleen ten tijde van mijn ziektes heb ik hulp nodig gehad en het geweigerd, ook op vele andere momenten in mijn leven is dit gebeurd. Toch komt er ooit een dag dat je echt niet anders kan dan toegeven dat je het niet kan vandaag, eerst aan jezelf, dan aan een ander. Deze conclusie leidt automatisch tot de, vaak schoorvoetende, vraag om hulp. Voor mij kwam deze dag bijvoorbeeld toen het fysiek heel erg slecht met me ging. Al maanden merkte ik dat ik achteruit ging, steeds minder kon en het vreselijk vond om dit toe te geven. Op mijn werk deed ik al aangepaste dingen, omdat ik het anders niet volhield. Ik weigerde om mijn ziekte ook nog eens van heel dichtbij zo’n grote invloed te laten hebben. Totdat de dag kwam dat zelfs het wassen van mijn eigen haar te veel gevraagd was. Een week lang heb ik er koppig omheen gedraaid, gefrustreerd in de spiegel mijn lijf bekeken en iedereen afgekat die opperde om te helpen. Op een gegeven moment was mijn haar zo vet dat het echt smerig was om te zien. Ik keek in de spiegel, verafschuwd, zowel vanwege de aanblik als door de zoveelste confrontatie met een niet werkend lijf. Ineens stond mijn moeder achter me, ze keek me aan met een blik waardoor ik spontaan moest huilen. Ik kon het niet meer alleen en ik wilde het niet uitspreken, maar eigenlijk had ik haar gewoon nodig nu. Mijn moeder voelde dit feilloos aan en heeft de negen maanden die daarop volgden dag in dag uit geholpen met het wassen van mijn haar, afdrogen en föhnen. In het begin schaamde ik me dood. Ik, een 19-jarige jonge vrouw, werd als een klein kind geholpen onder de douche. Dit leidde regelmatig tot huilbuien tijdens het douchen. Mijn moeder heeft me door deze periode heen gesleept, met me mee gehuild, maar me vooral ook laten inzien dat dit niet iets was waarvoor ik me moest schamen.
Niet alleen mijn moeder heeft me geholpen met het inzicht dat ik best om hulp mag vragen. Ook mijn zusje, zo ‘klein’ (13) als ze is, heeft me vaak met alle liefde door dik en dun geholpen en gesteund. Zo was zij het bijvoorbeeld die mijn eerste confrontatie met rolstoelgebondenheid minder vreselijk maakte. Dit was in dezelfde periode, het ging zo slecht dat ik op een gegeven moment niet langer dan een minuut kon lopen. Ik was zo ontzettend gefrustreerd, maar nog steeds wilde ik het alleen doen. Al vloekend en tierend probeerde ik buiten de rolstoel vooruit te krijgen, maar hoeveel kracht ik ook zette, dat ding weigerde om ook maar een centimeter mee te geven. Vanuit het niets schoot ik ineens vooruit, ik gilde hard en hoorde vervolgens een zusje dat blauw lag van het lachen. Ze nam een aanloop en duwde mijn rolstoel, rennend, de hele wijk door. Tot we dat ene putje tegenkwamen waardoor we allebei half over de kop vlogen met rolstoel en al. Van het één op het andere moment kon ik alleen nog maar lachen. Ze had mijn schaamte en frustratie doorbroken en er iets leuks van gemaakt. Daarna hebben we vrijwel iedere dag minimaal één rondje met de rolstoel gelopen, vaak gecombineerd met het uitlaten van de hond (wat overigens tot een grote reeks komische situaties heeft geleid).
Mijn moeder en mijn zusje zijn twee van de belangrijkste mensen in mijn leven. En met alles wat ze voor mij hebben betekend, hebben ze nog een extra gouden randje rond hun naam gekregen. Zij vormden de armen om mijn schouders, het sociale vangnet, toen ik het zelf even niet (meer) kon. Ook waren zij het die mij hielpen om mijn veerkracht weer terug te vinden, simpelweg door er voor me te zijn wanneer ik ze nodig had. Zij hebben mij de eerste stap laten zetten in het vragen om hulp en daar ben ik ze tot op de dag van vandaag dankbaar voor. Vragen om hulp is nog steeds een groot obstakel voor me, en vaak schuif ik het te lang voor me uit, maar als het écht nodig is lukt het inmiddels. Dat is al heel wat meer dan ik een jaar terug kon zeggen.
Vandaag vier ik de armen om mijn schouders. En jij?