Een grotere rol voor de jeugdgezondheidszorg
Brita de Jong-van Kempen werkt als kinderarts sociale pediatrie in het Medisch Centrum Leeuwarden. Naast kinderarts is ze ook jeugdarts en heeft ze o.a. op het consultatiebureau gewerkt.
Wat houdt het werk van een jeugdarts in?
De jeugdarts bekijkt de baby in zijn geheel. Naast voor gezondheid heeft de jeugdarts ook oog voor de ontwikkeling, het gedrag en het systeem eromheen. Als dat ontspoort, kijkt deze arts wie je daarvoor in moet zetten. Er is een nauwe samenwerking met meerdere ketenpartners rondom het kind. Door mijn ervaring als jeugdarts heb ik geleerd integraal te kijken en zo nodig zorg te coördineren.
Wat is jouw definitie van een huilbaby?
Als ouders komen met een baby die veel huilt, is het belangrijk te ervaren hoe ouders dit beleven. Voor de ene ouder is drie uur huilen heel veel en voor de andere niet. Het gaat daarbij ook om hoe ze daarop handelen en hoeveel ondersteuning ze daarbij hebben.
Kunnen ouders met een huilbaby terecht bij het consultatiebureau?
Zeker. Bij de jeugdgezondheidszorg (JGZ) wordt op meerdere momenten aandacht besteed aan het huilen. Zo zijn er vaste contactmomenten bij de jeugdarts en -verpleegkundige, maar is het ook mogelijk om tussendoor op het inloopspreekuur te komen of telefonisch contact te hebben.
Doen ze dat ook?
Wat je vaak ziet is dat ouders door de zorgen over het huilen overbelast raken. Ouders denken vaak dat er iets met hun baby aan de hand moet zijn, dat hun kind pijn heeft, waarom huilt het anders zo veel. Ze komen daardoor eerder in de medische hoek terecht. Daarnaast komt dat de huisarts en de kinderarts vierentwintig uur per dag uur bereikbaar zijn, en de JGZ niet. De huisarts verwijst vaak al snel naar de kinderarts, omdat dat de expert van het ‘zieke’ kind is, terwijl ze veel minder aan de JGZ denken en juist een huilbaby vaak niet ziek is. Ik krijg regelmatig een telefoontje van een huisarts, en dan vraag ik of ze al contact hebben opgenomen met de JGZ. Meestal is dat niet zo. Dan spreek ik af dat ze eerst contact opnemen met de JGZ, omdat zij veel dichter bij het kind en gezin staan, waardoor zij gepastere zorg kunnen krijgen. Mocht er sprake zijn van een ‘crisissituatie’, waarbij ouders er helemaal doorheen zitten, dan wil ik ze als kinderarts graag zelf zien en beoordelen of het kind moet worden opgenomen om de situatie te doorbreken en te zorgen voor veiligheid. Daar maak ik met de huisartsen afspraken over.
Met succes?
We zijn nu in Friesland bezig met het instrueren van de huisartsen. Heerenveen loopt hierin voorop. De kinderartsen hebben samen met de jeugdartsen een samenwerkingsprotocol gemaakt. Als huisartsen te maken hebben met een baby met excessief huilen, is de JGZ de eerste plek voor overleg. Als het nodig is, kan een baby binnen twee weken door de kinderarts gezien worden. Het voordeel daarvan is dat we er als kinderarts tijd voor kunnen plannen en kunnen aansluiten bij het plan van de JGZ. De kinderen komen nu vaak binnen via de spoed en dat is niet de juiste plek om de tijd te nemen om te luisteren naar ouders. Bij excessief huilen is het juist belangrijk dat je de tijd neemt om te luisteren waar de hulp- en zorgvraag ligt. Dat geldt zowel voor de JGZ als voor de kindergeneeskunde.
Wat kun je ouders bieden die naar de eerste hulp komen?
Als kinderartsen zijn we niet de directe oplossing. We kunnen wel geruststellen dat er vaak geen medische oorzaak is en helpen een crisis te doorbreken. Ouders zijn soms ten einde raad. Als een kind continu huilt en het niet lukt je kind of baby te troosten, gaat dat door merg en been. Je maakt je steeds meer zorgen, wat leidt tot vermoeidheid. Op een gegeven moment weet je niet meer wat je moet doen, waardoor de baby nog meer kan gaan huilen. Excessief huilen kan leiden tot ongewenst gedrag. Er zijn aanwijzingen dat hevig huilen de ouders kan aanzetten tot hevig schudden, omdat ze echt willen dat het huilen stopt*. Dat is iets waar de JGZ ook aandacht voor heeft. De afspraak is dat op het moment dat het huilen je te veel wordt, je de baby veilig neerlegt, de kamer uitgaat en om hulp roept. Van je partner of de buren. Als wij als kinderarts gebeld worden omdat het echt niet meer gaat thuis, kijken we eerst of het kind opgevangen kan worden binnen het netwerk. Zo niet, dan in het ziekenhuis. Dat is niet de oplossing voor het huilen. Wat we doen is de situatie doorbreken zodat de ouders tot rust komen en weer verder kunnen. Als je zo vermoeid bent, kun je ook niet meer nadenken hoe het anders kan.
Wat kunnen we doen aan preventie?
Door er tijdens de zwangerschap al over te beginnen. De verloskundigen bereiden nu vooral voor op de bevalling, maar ze zouden ook een voorbereiding op de baby kunnen organiseren (ook als het om een tweede of derde kind gaat). De kraamzorg zou ook een rol bij de voorlichting kunnen spelen, die is er de eerste acht dagen. Die kan aangeven dat de baby kan gaan huilen en waar je dan terechtkunt met je zorgen.
Wanneer komt een baby in beeld bij de hulpverleners?
Er zijn meerdere momenten dat een baby in beeld is: bij de kraamzorg, de huisarts en de JGZ. Met twee weken komt de JGZ langs en met vier weken is de eerste afspraak bij de jeugdarts. Dat zijn allemaal voorlichtingsmomenten. Er staat ook informatie in het (online) groeiboekje (het Kinddossier). Het is belangrijk dat ouders weten dat huilen normaal is en een manier is van communicatie. Het is belangrijk dat je je baby leert gerust te stellen. Vroegtijdige signalering en informatie, direct via de betrokken professionals of online, dat zou een heel mooie eerste stap zijn.
Hoe verloopt de zorg daarna?
Het vervolgconsult bij de JGZ is bij twee en bij drie maanden. Tijdens de contactmomenten wordt veel informatie gegeven. Dat is een groot verschil tussen de preventieve en de curatieve zorg. Als ik als kinderarts word geconsulteerd, komen ouders met een probleem en dan willen ze een verklaring. Als ouders bij de JGZ komen hebben ze vaak geen probleem en wordt de inbreng soms ervaren als ‘bemoeizorg’. Het is belangrijk om samen met de ouders te kijken waar ze behoefte aan hebben. En waar ze informatie kunnen krijgen als dat nodig is. Bijvoorbeeld door het telefoonnummer van de GGD achter te laten.
Zijn er nog andere momenten om ouders te informeren?
De derde kinkhoestvaccinatie tijdens de zwangerschap zou een moment kunnen zijn om ouders te informeren. Of de kraamverzorgende die tussen de 24 en 28 weken zwangerschap langskomt om te kijken of je goed voorbereid bent op de komst van de baby. Die kan navraag doen naar de gezinssituatie en vragen of er behoefte is aan informatie.
Zou een bijeenkomst voor de bevalling door de JGZ of het CB zin hebben?
Zeker, je kunt ouders voorlichten wat ze kunnen verwachten als de baby er is en als hij zorg nodig heeft. Wie zijn er dan betrokken bij de baby? Zorgcoördinatie is een van de kerntaken van de JGZ. Daarbij is het belangrijk om ouders niet te overspoelen met informatie. De baby zit nog in de buik, en de moeder zit op een roze wolk. Je weet ook niet hoe het gaat lopen. Bij de een loopt alles op rolletjes en de ander krijgt een huilbaby of een te vroeg geboren kind. Maar we kunnen wel informeren waar ze voor wat terechtkunnen.
Als kinderarts stel je vooral gerust, wat doet de jeugdarts?
De jeugdarts kan dat ook. Wat heel belangrijk is, is dat de klacht serieus wordt genomen. Wat is de beleving van de ouders en wat doet de klacht bij de ouders. Bij oudere kinderen met SOLK (somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten) gebruiken we het SCEGS-systeem, dan kijken we op somatisch, cognitief, emotioneel, gedrags en sociaal vlak wat er nou gebeurt in een gezinssysteem. Bij een baby met excessief huilen kijk ik ook of er een medische oorzaak is (dat is maar bij 5 % het geval), hoe het huilen in stand gehouden wordt, wat dat met ouders doet en hoe we dat kunnen doorbreken. Zowel de jeugdarts als de kinderarts zal de baby onderzoeken. De jeugdarts kan alleen geen aanvullende diagnostiek doen, zoals bijvoorbeeld de urine controleren. De jeugdverpleegkundige heeft een belangrijke rol in de begeleiding van ouders met een baby die excessief huilt. Zij kan stilstaan bij de gedachtes die ouders hebben over het huilen, de emoties, de onmacht en het verdriet, en hoe ze daarnaar handelen. En hoe zit het sociaal gezien, hebben ze een netwerk, dat is echt iets voor de verpleegkundige.
Hoe kunnen we die zorg beter benutten?
Het begint met voorlichting en positioneren van de JGZ, bij de ouders, de huisarts en de kinderarts. Indien er zorgen zijn over huilen, is de JGZ het eerste aanspreekpunt. Samen met ouders kan worden gekeken of de huisarts of kinderarts ingeschakeld moet worden, en met welke vraag. Als de zorgvraag zich buiten werktijden voordoet, kan met de kinderarts worden overlegd of het kind gezien moet worden of dat het ook de volgende dag kan door de jeugdarts. Die samenwerking daarin is belangrijk. Als het Heerenveen-protocol ook hier in Leeuwarden is geïmplementeerd, worden de excessief huilende baby’s eerst door de JGZ gezien.
Is het wel voor iedereen (behandelaars) duidelijk wat de JGZ doet?
Het is wettelijk vastgelegd wat de JGZ als basistakenpakket kan aanbieden. Toch weten nog veel hulpverleners niet wat de JGZ kan betekenen. Naast screening en vaccinaties, heeft de JGZ een belangrijke rol bij signalering, gezondheidsbevordering en zorgcoördinatie.
Je noemde het belang van de jeugdverpleegkundige. De jeugdverpleegkundige heeft een belangrijke rol in de begeleiding van de ouders en de baby. Zij kan bij de ouders thuis langsgaan om handvatten te geven. Ook is de verpleegkundige aanspreekpunt als een baby is opgenomen het ziekenhuis. Afstemming over de ingezette aanpak en de aanpassingen die tijdens de opname zijn doorgevoerd worden aan elkaar doorgegeven. Dit om te voorkomen dat het thuis ineens weer anders moet. Dat geeft weer onzekerheid. Daarom is die samenwerking in de keten zo belangrijk, dat we afstemmen met elkaar en dezelfde adviezen geven. In het ziekenhuis wordt een pedagogisch medewerker betrokken. Zij kunnen specifieke aandacht hebben voor de ouder-kindinteractie. Zij maken vaak gebruik van de 5S'en methode.
Kunnen jeugdartsen doorverwijzen naar een IMH-specialist of een POP-poli? Of moet dat via de huisarts?
In principe kan een jeugdarts direct verwijzen naar een kinderarts. In het samenwerkingsprotocol hebben we de afspraak dat de baby dan binnen twee weken wordt gezien. Zowel de jeugdarts als de kinderarts kan bepalen of er een IMH-specialist moet worden betrokken. Deze specialisatie verschilt regionaal. De POP-poli komt in beeld tijdens de zwangerschap indien sprake is van psychiatrische problematiek of een complexe sociale situatie. De JGZ is dan vaak niet betrokken, terwijl het wel vanaf de zwangerschap kan worden ingezet.
Zijn er nog andere punten die je kwijt wilt?
Vroeger deden alle kinderartsen in opleiding een deel JGZ. De oudere kinderartsen hebben nog op het CB gewerkt of als schoolarts. Dat gebeurt nu niet meer. Dat is heel erg jammer, want de JGZ ziet alle kinderen, gezond en ziek, terwijl de kinderarts maar een deel van de kinderen ziet. Ik pleit ervoor om vaker af te stemmen met de JGZ. Niet alleen bij huilbaby’s, maar ook op andere vlakken. Als we het beter willen doen, hebben we elkaar nodig, en er ligt een belangrijke rol bij de JGZ en de jeugdverpleegkundige.
Zou de kinderarts in opleiding stage moeten lopen bij de JGZ?
Zeker! We moeten kijken hoe we meer onderwijs samen kunnen doen. Jeugdartsen kunnen nu in hun opleiding drie maanden op de kindergeneeskunde meelopen. De meesten van hen hebben al een jaartje kindergeneeskunde gedaan. Maar ik raad het andersom ook aan. De JGZ is meer dan meten, wegen en vaccineren!
- Uit onderzoek blijkt dat 5,6 % van de ouders van zes maanden oude zuigelingen hun kind in reactie op huilen hebben geslagen, geschud of gesmoord. Reijneveld et al. NTvG. 2004.